Voorzichtigheid
Prediker 7:16b
„En houd uzelven niet al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen?”
Het is niet nuttig en dienstig dat elk gewoon verstand opklimt tot in de hoogste sterkten, met onheilige voeten, en daar Gods heilige verborgenheden met een verkeerd oog doorsnuffelt en over de diepste geheimen van de raad Gods een oordeel uitspreekt. Het is niet goed dat elke zakkendrager of schipper over de meest verborgen oorzaak van de predestinatie brutaal durft te disputeren.
Een zeker persoon heeft wel gezegd dat wat de wiskundige regel is in de rekenkunst, dat de predestinatie in de theologie is. De meest verlichte leraren van de kerk hebben zich niet geschaamd een zekere heilige onwetendheid daarover te belijden. Ook heeft die ziel die tot in de hemel was opgenomen, geroepen: „O diepte…!”
En zullen wij, met het korte elletje van ons verstand, de afgrond van het besluit van God durven afmeten en wat de engelen zelfs met verwondering en verbaasdheid aanzien met voeten vertreden? Hier beschuldig ik niet zozeer het gewone volk als wel de leraars, die met deze dingen zo ontijdig voor het volk het hart en de oren hebben gevuld. Er is onvoorzichtig gehandeld door deze diepe verborgenheden op de predikstoel openlijk te verkondigen, alsof daarin de enige zaak van christenen gelegen zou zijn geweest. Maar hier worden niet zozeer door onvoorzichtigheid fouten gemaakt als misschien door al te veel wijsheid.
Josephus Hall, deken van Worcester (”Preek op de Synode van Dordrecht”, 1618)