De worsteling om bijbelse beelden van God
Bekend zijn de bijbelse metaforen van God als verscheurende leeuw en beer in de profetische literatuur. Maar kan God ook afgebeeld worden als hond? Volgens dr. Brian Doyle uit Leuven levert Psalm 59 het bewijs dat de metafoor van God als hond eveneens heeft bestaan.
Op het eerste gezicht is dat niet het geval, geeft Doyle toe. „Psalm 59 tekent de vijanden van de dichter als huilende honden die door de stad zwerven, lasterend en samenzwerend. Agressiviteit, geuit via bek of mond, dat brengt tot het afbeelden van de vijand als een hond.”
Is dat nu voor God eveneens het geval? Doyle weet dat vele uitleggers God in deze psalm zien als de Bevrijder en Beschermer van Zijn volk. „Dat is Hij ook, maar de verzen 12 tot en met 14 tekenen Hem op een speciale manier. Vers 12 zegt: Dood hen niet. Daarentegen vraagt vers 14 om de vernietiging van de vijanden. Het daar gebruikte werkwoord kun je met „verslinden” vertalen. De verzen 12 en 14 lijken tegenstrijdig, maar ze zijn dat niet als je er een jachtscène in leest.”
Het kijken naar het programma National Geographic heeft Doyle geleerd dat wolven en hyena’s in een wedren hun prooi van de groep proberen te isoleren. „Ze proberen het dier tegen de grond te krijgen door in de poten te bijten. Is het slachtoffer geveld, dan verslinden ze het, terwijl het leven nog niet geweken is. Dat is te lezen in de verzen 12 en14. Als God dus gemetaforiseerd wordt als wilde hond, dan wil dat zeggen dat de dichter wil dat Hij onbarmhartig met Zijn vijanden zal afrekenen.”
De workshop intercultureel bijbellezen geeft inzicht in hoe mensen in verschillende culturen met de tekst omgaan. Een werkgroep had bijbelkringen in diverse continenten over Johannes 4 laten doorpraten. Opvallend was met name dat niet-westerse groepen zich veel sneller met de personen uit de tekst identificeerden. Jilles de Klerk, docent vanwege de PKN aan een Indonesische theologische opleiding in Makassar, zegt in zijn verslag dat zijn studenten geen enkele moeite hebben om verhalen met gelijke ervaringen als die van de Samaritaanse vrouw te vertellen.
„Terwijl de Nederlandse groep waarmee ervaringen werden uitgewisseld zich bezighield met de vraag of het verhaal historisch correct is -zelfs de kaart van het vroegere Israël werd geraadpleegd om te beoordelen of de route via Samaria werkelijk korter was-, was dat geen vraag voor mijn studenten. De nadruk viel op haar zondige seksuele gedrag, waardoor ook in de hedendaagse Indonesische verhoudingen relaties kapotgaan.”
De vrouw kwam in een isolement terecht. „Jezus geeft haar haar waardigheid terug. De Nederlandse groep beschouwde de vrouw niet als overspelige, omdat dergelijke relaties in Nederland niet zo’n probleem (meer) zijn. De vrouw werd in Jezus’ tijd wel als zondig en immoreel beschouwd, maar in feite had ze de solidariteit van hun bijbelkring nodig. Via de uitwisseling van verslagen verrijkten de groepen elkaars perspectief op de tekst.”
Dr. Gudrun Guttenberger, werkzaam aan de hogeschool van Hannover, zet de vervolging door koning Agrippa in Handelingen 12 in perspectief. Zij schetst hoe Agrippa, die zijn kroon aan de Romeinen te danken had, zelf ervan overtuigd was dat God hem het koningschap had gegeven. „Agrippa had de reputatie een overtuigd aanhanger van de Joodse godsdienst te zijn. Zijn handelen was daarmee in overeenstemming. Eens verdedigde hij een paar Joden in een Romeins gerechtshof. Hij slaagde er bijna altijd in de respectievelijke echtgenoten van zijn drie dochters ervan te overtuigen dat ze zich moesten laten besnijden. Op vazalkoninkjes in de omgeving oefende hij eveneens Joodse invloed uit.”
Handelingen 12:3 noemt als Agrippa’s motief om na Jakobus ook Petrus op te pakken dat hij de Joden wilde behagen. Guttenberger wijst erop dat Agrippa’s achtergrond pleit voor de visie dat hij zeker ook uit overtuiging handelde. „Het christendom beschouwde hij als een rebellerende beweging tegen het judaïsme. Bovendien voelde hij het contrast van de belijdenis van de nederige Koning Jezus en zijn eigen voorliefde voor glamour en belangenpolitiek.”
Er was woensdag weer voor elk wat wils op het Groningse congres. Vrouwelijke bezoekers konden zich bezinnen op de mogelijkheden van carrièreontwikkeling in een drie uur durende workshop. De liefhebbers van het modern Hebreeuws kregen de gelegenheid zich uitsluitend in hun lievelingstaal te uiten. Weer een andere vorm van serieus bezig zijn leverde de gepensioneerde theaterjournalist Herbert W. Hain uit Amerika. Terwijl de meeste bijbelwetenschappers de bouw van de tabernakel zien als een logisch vervolg of zelfs hoogtepunt van de uittocht uit Egypte, ziet Hain de geschiedenis als een keerpunt.
„Als God Zijn volk rond het gouden kalf ziet dansen, realiseert Hij Zich dat het nu pas echt gelukkig is. Waarschijnlijk is dat wel het slechtste ogenblik in Zijn leven geweest. Hij beseft dat het volk nog niet rijp is om de ideale natie van priesters te worden. Hij sluit een compromis om toch Zijn belofte aan Abraham te kunnen vervullen. Naar Egyptisch voorbeeld krijgt Zijn volk een eredienst rondom de tabernakel.”
In de richting van zijn sceptische hoorders verzekert Hain dat het gewerkt heeft. „Tot op de dag van vandaag belijdt Zijn volk Hem als de God Die hen uit Egypte heeft geleid. Ironisch genoeg heeft het volk in zekere zin Egypte tegelijkertijd nooit verlaten…”
Het is goed te zien dat het congres zijn einde nadert. Velen zijn al weer op de terugreis. De workshops zijn ’s middags vergeleken met de eerdere sessies hoogstens half bezet. Wat heeft deze internationale bijeenkomst aan vruchten afgeworpen? Dr. Eibert J. C. Tigchelaar, werkzaam bij het Qumran-instituut: „Twintig geleerden hadden zich uitsluitend voor onze bijeenkomsten, de vijfde conferentie sinds 1988, ingeschreven. Bijna alle workshops telden echter ruim veertig deelnemers. De combinatie met het SBL-congres is dus een goede gedachte geweest. Opnieuw is het vraagstuk behandeld wie de mensen en groepen nu zijn waartegen allerlei teksten zich richten of waarmee ze in discussie zijn. Daarnaast zijn allerlei losse thema’s behandeld. Het niveau was hoog. We zijn zeer te spreken over het verloop.”
Prof. dr. E. Noort, oudtestamenticus te Groningen en een van de organisatoren, kijkt eveneens tevreden terug op het megacongres. „Deze clustering van congressen is uniek. Op wat kleinigheden na is alles volgens plan verlopen. Voor de Nederlandse, en breder voor de internationale bijbelwetenschap is dit congres een grote stimulans. Beginnende wetenschappers kunnen zich op zo’n meeting een gezicht geven. Zo’n congres vormt een discussieplaats waar de wetenschap verder wordt gebracht, ook al heeft niet elke bijdrage een even hoge kwaliteit. En het goede weer bevorderde een goede sfeer.”