Kalisher: Terugkeer Joden naar Israël is niet toevallig
Het aantal Messiasbelijdende Joden in Israël neemt toe. De directeur van het Israëlisch Bijbelgenootschap, Victor Kalisher, ziet er de vervulling van Gods beloften in. Maar voor de toekomst verwacht hij grotere dingen.
Een strakblauwe lucht omlijst de ijskoude winterdag in Putten. De stralende zon draagt schijnbaar niets bij aan de gevoelstemperatuur. „Israëli’s noemen dit een liegende zon”, zegt Victor Kalisher (54). „Dat kennen we in Israël niet.” De Messiasbelijdende Jood is deze week in Nederland voor een lezingenserie.
Bij de robuuste kerk op het dorpsplein staat Kalisher even stil. Hij is onbekend met de geschiedenis van de Puttense gemeenschap. Huiveringwekkend, noemt hij de deportatie van de mannelijke bevolking tijdens de oorlog. „Onbegrijpelijk wat mensen elkaar kunnen aandoen.”
Zelf heeft Kalisher de oorlog niet meegemaakt, vertelt hij in een koffiezaakje in het Veluwse dorp. De zoon van Zvi en Naomi Kalisher zag het levenslicht in 1964 in Jeruzalem.
Zondag werd de Holocaust herdacht, 74 jaar na de bevrijding van Auschwitz. Hoe trok de Holocaust sporen in uw leven?
„Veel meer dan mensen vaak beseffen. Iemand vroeg eens aan me: Waarom blijven jullie toch altijd op die gebeurtenissen terugkomen? Voor mij is dit echter geen geschiedenis, maar realiteit.
Mijn vader was een overlevende van de Holocaust. Zijn moeder bracht hem als kind naar een weeshuis aan het begin van de oorlog. Ze beloofde hem elke sabbat te bezoeken. Hij heeft haar nooit meer teruggezien – noch iemand anders van zijn familie. Iedereen is omgebracht.
Als kind groeide ik op met deze verhalen. Ze zijn altijd aanwezig. Als ik naar mijn dochters kijk, zie ik in mijn hoofd de kinderen die omkwamen in de Holocaust. En toen ik zag hoe mijn ouders genoten van hun kleinkinderen, ben ik gaan beseffen wat ik mis in mijn omgebrachte grootouders.
De Holocaust hoort –net als al de andere vervolgingen– bij de geschiedenis van mijn volk. Het is onderdeel van een geestelijke strijd, waarin het Joodse volk aan de frontlinie staat. Juist daarom kan het morgen weer gebeuren. Diezelfde satanische krachten zijn nog altijd aanwezig.”
Ruim 70 jaar na de oorlog leeft u nog altijd in conflictgebied.
„Zeer. Toen mijn vader in 1947 naar Israël emigreerde, kwam hij midden in de Onafhankelijkheidsoorlog terecht. Van de ene oorlog in de andere. En ook mijn eigen kinderen hebben dienstplicht. Een paar jaar geleden dienden drie van onze vier dochters tegelijk in het leger.”
Hoe is dat voor een vader?
„Soms maak ik op een sabbat na de kerkdienst een stevige wandeling. Op zo’n moment besef ik sterk dat ik dat alleen in alle rust kan doen omdat er duizenden jongeren, onder wie mijn eigen kinderen, de grenzen bewaken. Ik realiseer me dat er dagen zijn waarop ze een doelwit zijn voor vijanden. Ook vind ik het zwaar om te zien dat het leger voor hen als jonge christenen een moeilijke omgeving is. Geregeld kwamen onze dochters huilend thuis. Aan de andere kant kregen ze door Gods genade een bijzondere plek om te getuigen. Een commandant van mijn dochter kwam eens naar een van onze zondagse bijeenkomsten. Ik vroeg na afloop wat hem had bewogen om de dienst te bezoeken. Hij zei: „Ik wilde weten waar dit soort jonge vrouwen als uw dochter vandaan komt.” Dat is een geweldig getuigenis waar ik God voor dank.”
U werkte jarenlang in de computerwereld. Hoe wordt een ict’er directeur van het Israëlisch Bijbelgenootschap?
„In de ict had ik het bijzonder naar mijn zin. Maar al op jonge leeftijd riep de Heere mij om in Zijn dienst te werken. Ik wist alleen niet hoe en wanneer. Toch is het verlangen al die jaren in mijn hart geweest. Op een bepaald moment werd dat steeds sterker. Ik vroeg de Heere of Hij me wilde laten zien waar ik heen moest. Toen wees Hij met twee duidelijke tekenen op het Bijbelgenootschap. Ik werk daar nu elf jaar en heb geen ogenblik teruggekeken. Er is zoveel werk te doen.”
Zoals?
„Het lichaam van Christus in Israël groeit. Er is een steeds grotere behoefte aan verdieping. We hebben materiaal nodig om jonge christenen toe te rusten. Onze kinderen groeien op in een seculiere samenleving die vijandig staat tegenover Christus. Dagelijks wordt hun gevraagd: „Hoe kun jij als Jood geloven in Jezus? Wat is er mis met je?” Zij moeten leren om zichzelf te kunnen verantwoorden.
Het Bijbelgenootschap heeft materiaal ontwikkeld, zoals een Bijbel waarin moeilijke woorden worden uitgelegd, een kinderbijbel of een audiobijbel.
Maar we zijn er niet alleen voor gelovigen; ook voor de samenleving. Zo werken we aan materiaal waarin we uitleggen hoe de Joodse feesten een plek hebben in Gods heilsplan. Dat is heel geschikt evangelisatiemateriaal: hoe seculier Israëli’s ook zijn, de feesten vieren ze.
In Nederland vraag ik steun voor dit werk, maar dank ik ook voor het gebed en de ondersteuning die er al is. Wij zijn jullie oudere broer, maar tegelijk ook een jongere broer. De Messiaanse gemeenten in Israël staan in de kinderschoenen en kunnen veel leren van de Nederlandse kerk.”
Niet iedereen is enthousiast over de Bijbelvertaling die het Bijbelgenootschap hanteert, bijvoorbeeld omdat de Kritische Tekst als grondtekst is gebruikt. Hoe kijkt u aan tegen de revisie van de Delitzschvertaling waar nu aan wordt gewerkt, gebaseerd op de Textus Receptus?
„Er zit veel werk, tijd en geld in, maar ik begrijp niet goed waarom het nodig is. We hebben een betrouwbare vertaling. In veel landen zijn moderne vertalingen liberaal, maar dat is in Israël niet het geval. Onze vertaling is trouw aan Gods Woord. We laten ons in het vertalen niet leiden door onze wensen of moderne culturele opvattingen.
De keuze voor de Kritische Tekst maken we bewust. De Textus Receptus baseert zich wel op veel bronnen, maar dat zijn niet per definitie de meest betrouwbare of oudste bronnen. Wij volgen de meeste wetenschappers die zeggen dat de Kritische Tekst op dit moment de meest betrouwbare grondtekst is die we hebben.
Ik vind het belangrijk te benadrukken dat de verschillen tussen beide bronnen klein zijn. Als jij de Textus Receptus leest en ik de Kritische Tekst, zullen we echt geen verschillende theologie hebben, of een verschillend zicht op Wie Christus is.
Bovendien werken we aan een herziening van onze vertaling van het Nieuwe Testament, omdat die alweer veertig jaar oud is. Taal verandert en daarom is altijd weer herziening nodig. Een vertaling is geen schilderij aan een muur om naar te kijken, maar Gods Woord dat verstaan moet kunnen worden. Ik wil degenen die kritiek hebben op onze vertaling uitnodigen om die met ons te delen. We luisteren graag naar voorstellen voor een betere vertaling.”
U zegt: het aantal Messiasbelijdende Joden in Israël neemt toe. Hoe groot schat u deze groep?
„Het laatste onderzoek wijst op zo’n 30.000 mensen. Dat lijkt me wat optimistisch. Maar het lijdt geen twijfel dat God aan het werk is in Israël. In mijn jeugd was het lichaam van Christus heel klein in ons land, slechts een paar families. Dat is nu heel anders.
Mede vanwege toenemend antisemitisme in Europa en Amerika verhuizen steeds meer Joden naar Israël. Onder hen komen mensen tot geloof. Daarin moeten we de vervulling zien van Gods Woord.
Het is waar dat een groot deel van de Joden zich nog niet bekeerd heeft. Maar dat staat God niet in de weg. Hij gaf Zijn beloften van het eeuwige verbond in Jeremia 31 ook aan een volk dat in zonde leefde en zelfs nog weggevoerd moest worden. Vaak is de vervulling van Gods beloften een proces dat een lange tijd kan duren. Je hebt geloofsogen nodig om het te zien. Maar God brengt Zijn volk niet toevallig terug naar hun land. Hij doet dat om Zichzelf daar aan hen te openbaren.”
Een voorganger uit Nazareth sprak vorig jaar in het Reformatorisch Dagblad over „een opwekking.” Zou u dat hem nazeggen?
„Nee, ik denk dat je voorzichtig moet zijn met dat woord. Het kan snel verkeerd worden verstaan en ik geloof niet dat het de realiteit weergeeft. Er komen mensen tot geloof, zeker, maar langzaam. Dan hier één, dan daar. Ik wil niet tekort doen aan Gods werk dat Hij nu in Israël doet, maar ik zou nog zo graag meer zien. Als er een opwekking komt, geloof ik dat het nog veel rijker zal zijn dan wat we nu al zien.”
Verwacht u dat er nog zo’n opwekking komt onder het Joodse volk?
„Ik geloof dat Gods Woord vervuld zal worden dat geheel Israël zalig zal worden. Het kan zijn dat hiermee een gelovig overblijfsel bedoeld wordt. Maar dit Woord zál vervuld worden. Laten we niet te beperkt van God denken.
We zijn getuige van de geleidelijke vervulling van Gods beloften. Maar er zal een tijd komen waarin Hij Zich zal openbaren op een bijzondere manier. Daar groeien we niet geleidelijk naartoe. Het Koninkrijk van Christus zal slechts komen na een crisis. Dan zal gebeuren wat Zacharia zegt: Zij zullen Hem aanschouwen, Die zij doorstoken hebben.
Ik verlang ernaar dat mijn volk dit zal zien. Alleen Jezus van Nazareth vervult alle Messiaanse verwachtingen. Zelfs als Zijn volk dat niet beseft en niet weet. Het is als in de geschiedenis van Jozef. Zijn broers herkenden degene niet die hen gered had. Tot hij zich aan hen openbaarde.”
Victor Kalisher
Victor Kalisher wordt geboren in Jeruzalem, oktober 1964. Hij is de zoon van Zvi Kalisher, een bekende overlevende van de Holocaust.
Na zes jaar diensttijd bij de marine werkt Kalisher achttien jaar bij een wereldwijd computerbedrijf. Sinds elf jaar is hij als directeur verbonden aan The Bible Society in Israel. Het Bijbelgenootschap verzorgt vertalingen van de Bijbel in modern Hebreeuws. Daarnaast publiceert de organisatie studie- en evangelisatiemateriaal.
Kalisher woont in de omgeving van Jeruzalem. Hij is getrouwd en heeft vier kinderen. Kalisher is ouderling in een Messiasbelijdende gemeente te Jeruzalem.
Deze week sprak hij op verschillende plaatsen in Nederland over het thema: ”Van Sinaï naar Sion. Gods werk in Israël in de 21e eeuw”.