Havenarts stelt diagnose op kilometers afstand
Eens per vijf weken verruilt huisarts Arend Jansen de Amsterdamse artsenpraktijk voor zijn woonhuis. Niet om een paar dagen te ontspannen, maar om zijn andere passie uit te oefenen: op afstand hulp verlenen aan zeelieden met medische vragen. Beroepsvaart en plezierjachten, waar ter wereld ze zich ook bevinden.

Wie de Kalkmarkt in Amsterdam inslaat, loopt er bijna aan voorbij. Een klein trapje leidt naar een klapdeur. Naast de ingang staat op een klein bordje ”Medical Centre for Seamen”. Hier houdt Jansen (42) twee dagen in de week spreekuur voor de bemanning van schepen die in de Amsterdamse haven liggen aangemeerd.
„Vroeger was de havenpraktijk groter”, vertelt Jansen in de ouderwets aandoende spreekkamer. Aan de muren hangen prenten van schepen; her en der staan doosjes medicijnen. De iMac op het bureau lijkt haast te modern voor deze ruimte.
„Door technische vernieuwing is er steeds minder bemanning nodig op schepen”, vertelt Jansen. „Daardoor is er dus minder aanloop in deze praktijk. We doen vooral medische keuringen voor zeelieden.” De spreekuren in het Medical Centre for Seamen combineert Jansen met zijn baan als arts bij de reguliere dokterspraktijk, die boven de havenpraktijk gevestigd is.
Anderhalf jaar geleden komt er een nieuwe uitdaging bij voor de veertiger. Collega-arts Lucas Viruly tipt hem dat er bij de Radio Medische Dienst (RMD) een plek vrijkomt. Deze organisatie bestaat uit vijf artsen die bij toerbeurt een week lang beschikbaar zijn voor medische vragen van bemanningen van schepen die onder Nederlandse vlag varen. De RMD valt onder de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM), die de artsen financiert.
Pieper
Eens per vijf weken houdt Jansen zijn telefoon, pieper en mail dus scherp in de gaten om geen melding van een schip in nood te missen. „Mijn dienst begint op maandag om acht uur ’s ochtends. Eerst is er een overdracht met de vorige arts. Daarna ben ik aan zet.”
De RMD-artsen blijven altijd aan de wal. Jansen moet tijdens zijn dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week, beschikbaar zijn om advies te kunnen geven aan zeelieden. Dat zorgt in een enkel geval voor slapeloze nachten. „Ik werd eens midden in de nacht gebeld vanaf een schip met de mededeling dat een bemanningslid ziek was. Hij had de ziekte van Addison (een auto-immuunziekte die een ontsteking van de bijnieren veroorzaakt met buikpijn, lage bloeddruk en uitdroging tot gevolg, MR) en was er slecht aan toe. Toen heb ik contact met een internist gezocht. Door het heen en weer bellen was ik lang bezig.”
Dagelijks komen er gemiddeld twee meldingen binnen. Schepen kunnen op verschillende manieren contact zoeken met de dienstdoende RMD-arts. Via de scheepsradio, door mobiel te bellen of door te mailen. Jansen schat in dat 70 procent van de meldingen per mail binnenkomt. In 30 procent van de gevallen is er een ongeluk gebeurd en heeft de patiënt oogletsel of kleine verwondingen. In de overige gevallen is de patiënt aan boord ziek geworden. „Dat kan van alles zijn”, aldus Jansen.
De persoon die de melding doet, kan aangeven of iets urgent is (nummer 38) of niet (nummer 32). „Een schip kiest helaas lang niet altijd het juiste nummer bij de mail. Soms wordt een melding die niet urgent is, als urgent doorgegeven. En andersom. Bij spoed is het altijd beter te bellen.”
Afgezet tegen de huidige digitale middelen is de techniek die de RMD-artsen gebruiken, verouderd. Waarom wordt er bijvoorbeeld geen videoverbinding gelegd, zodat de arts direct kan meekijken en vragen kan stellen? „Hier is ooit een test mee gedaan”, weet Jansen. „Daaruit bleek dat een videoverbinding niet zo veel toevoegt. Bovendien is er een goede dataverbinding nodig. Lang niet alle schepen hebben die.”
Aan boord is de kapitein eindverantwoordelijk, maar die laat de medische taken volgens Jansen vaak door de eerste stuurman uitvoeren. „Alle stuurlieden krijgen medische scholing, met theorie- en praktijkonderdelen. Ze leren bijvoorbeeld hoe ze injecties moeten geven of een infuus aanleggen. In de medische kit aan boord zitten medicijnen, infusen en verband.”
De ene stuurman durft meer dan de andere, ziet Jansen. „Een abces adviseer ik bijvoorbeeld altijd open te snijden, om het te kunnen behandelen. Sommige zeelui doen dat aan boord, andere wachten liever tot ze ergens aanmeren. Zo zullen er ook veel medische problemen aan boord zijn waar wij nooit van horen, omdat de bemanning ze zelf oplost.”
Op basis van de melding probeert Jansen een diagnose te stellen en instructies te geven voor de behandeling van de patiënt. „Ik moet bepalen of een patiënt aan boord kan blijven tot een schip ergens in een haven aanmeert, of dat er direct vervoer naar een ziekenhuis nodig is. In samenspraak met de kustwacht regel ik dan bijvoorbeeld een helikopter of een reddingsboot. Er gaat in de helikopter altijd een verpleegkundige mee; in de reddingsboot alleen mensen met EHBO. De RMD-arts regelt vervolgens naar welk ziekenhuis de patiënt gaat.”
Landingsrechten
Lang niet altijd stuurt Jansen een patiënt naar een hospitaal dat het dichtstbij is. Belangrijker is dat er de juiste zorg gegeven kan worden. „Den Helder kan qua afstand een goede keuze zijn, maar heeft een klein ziekenhuis. In Almere kan de helikopter niet landen. Soms heeft een helikopter geen landingsrechten bij een ziekenhuis. Dan komt het voor dat een patiënt met een herseninfarct van het VUmc met de ambulance naar het UMC Utrecht moet.”
Het stellen van een diagnose is vanaf een grote afstand niet makkelijk. Vaak moet de Amsterdamse arts het doen met de informatie die hij per mail krijgt toegestuurd. Het handige daarvan is dat er foto’s bijgevoegd kunnen worden. Maar ook die kunnen een vertekend beeld geven. Jansen stelt zijn diagnose dan ook „deels op gevoel, deels op ervaring.” Soms belt hij het schip om meer informatie te krijgen.
„Ik probeer dan ook te polsen of er veel paniek is”, vertelt Jansen. „Hoe groter de schrik bij de patiënt en de bemanning, hoe ernstiger ik de situatie inschat. Ik kreeg bijvoorbeeld een melding van een jongeman van 23 op een kraanschip die steken op de borst had. Dat kan duiden op een hartinfarct. Toen heb ik een helikopter en een reddingsboot laten komen. Uiteindelijk bleek de jongen echter een paniekaanval te hebben, geen hartinfarct.”
Niet altijd volgt een kapitein de instructies van de RMD-arts op. Een schip dat bij het eiland Martinique in de Caraïbische Zee vaart, meldt Jansen dat een bemanningslid zich niet meer kan bewegen en een hoge bloeddruk heeft. „Aan de telefoon leek het om een herseninfarct te gaan. Met een snelle behandeling in het ziekenhuis is de schade daarvan te beperken. Maar ik kreeg de indruk dat de kapitein de zaak onderschatte en mijn advies zo snel mogelijk aan land te gaan, niet aannam. Ik weet niet wat er uiteindelijk met de patiënt gebeurd is.”
Het gebrek aan terugkoppeling is een van de dingen waar Jansen tegenaan loopt. Tijdens zijn dienstweek stuurt hij zelf wel na elke afgeronde melding een standaardbericht ter afsluiting. Maar van het schip hoort hij in de meeste gevallen niets meer. „Soms bel ik er nog achteraan om te horen hoe het met de patiënt gegaan is.”
Hoewel het grootste deel van de meldingen (97,2 procent) vanuit de beroepsvaart komt, kloppen ook cruiseschepen en plezierjachten soms aan bij de RMD. En ferry’s, die zowel vrachtverkeer als toeristen –vaak met honderden tegelijk– vervoeren. Eén incident is Jansen bijgebleven. „Er kwam een melding binnen van een patiënt die een suïcidepoging had gedaan en zich vergiftigd had met alcohol en pillen. De ferry was net vertrokken. De vergiftigde persoon moest zo snel mogelijk naar een ziekenhuis, maar vind zo iemand maar eens op zo’n groot schip.”
Papoea
Een arts komt niet zomaar aan de bak bij de RMD. Jansen doet een indrukwekkend cv uit de doeken. Hij werkte eerder als marinearts en ging twee keer mee als scheepsarts op een cruise. Bovendien werkte hij een aantal jaren in de tropen en in Papoea. Kennis van de maritieme wereld is een voorwaarde om als arts bij de RMD te mogen werken.
Zijn ‘bijbaan’ als RMD-arts bevalt Jansen goed. „De gevallen die ik onder ogen krijg, zijn veel urgenter dan die in de huisartsenpraktijk. Daar komen mensen vaak voor een snotneus. Ook het internationale aspect spreekt me aan. Het herinnert me aan de tijd dat ik in het buitenland werkte.” Jansen kan zijn diensten goed combineren met zijn gezin. Doordat de meeste meldingen per mail binnenkomen, is het werk vanuit huis te doen. „Ik moet vooral zorgen dat ik bereikbaar ben.”
Klein minpunt: de pieper werkt alleen binnen Nederland. „Ik kan tijdens mijn dienst dus niet de grens over voor een weekendje weg.”