Uitdaging: een rebelletje in de klas
Het speciaal onderwijs blijft maar groeien. Daarbij wordt vooral de toename van de gedragsproblemen als oorzaak genoemd waarom kinderen niet meer op een reguliere school te handhaven zijn.
In 2018 kregen de speciale basisscholen er ruim tweeduizend leerlingen bij. In 2017 waren dat er nog honderd. De Wet passend onderwijs uit 2014 was juist bedoeld om meer kinderen op een gewone school te laten blijven. Dat wordt ook financieel gestimuleerd. Het aantal verwijzingen naar het speciaal onderwijs neemt echter alleen maar toe.
Dat is op de vijf reformatorische scholen voor speciaal onderwijs niet anders, zegt G. R. van Leeuwen, bestuurder van Berséba, het reformatorisch samenwerkingsverband van regulier en speciaal (basis)onderwijs. Het aantal leerlingen nam er het afgelopen jaar met 31 toe: van 1262 naar 1293. De groei wordt niet veroorzaakt doordat er meer kinderen zijn: in het reguliere reformatorisch basisonderwijs daalde het aantal leerlingen juist met 135, naar 37.906. Er is overigens sprake van grensverkeer: een aantal kinderen vanuit het protestants-christelijk onderwijs volgt onderwijs op de reformatorische speciale (basis)scholen.
De groei is er vooral in de Randstad en Midden-Nederland; veel minder in Zeeland en het noordoosten van het land. Een deel van de toename komt uit tussentijdse plaatsingen: leerlingen die in de loop van het schooljaar moeten worden overgeplaatst naar het speciaal onderwijs.
Het afgelopen jaar groeide het aantal leerlingen in Barneveld/Ochten van 320 tot 356. „De school in Barneveld is nog gloednieuw, maar heeft onlangs vijf units moeten plaatsen om alle kinderen onderdak te kunnen bieden.” De school in het Zeeuwse Kapelle groeide van 128 naar 142. Daartegenover vond in regio Randstad, na een jarenlange sterke stijging, nu een daling van 589 naar 567 leerlingen plaats. In Zwolle –sinds enkele maanden met een vestiging op Urk– was er een daling van 166 naar 160. Het aantal leerlingen dat buiten het reformatorisch speciaal onderwijs wordt ingeschreven neemt echter ook toe.
Relatie
Van Leeuwen noemt het lastig uitspraken over de oorzaken van de groei van het speciaal onderwijs te doen. „Bij de gedragsproblemen denken we al gauw aan maatschappelijke ontwikkelingen, aan ontwrichte huwelijken en gezinnen. We zien een forse groei in de jeugdzorg. Er is bij ouders en leerkrachten veel handelingsverlegenheid. Je moet echter oppassen met algemene uitspraken. Waarom gaat het met een kind na de zomervakantie opeens veel beter, of juist helemaal niet meer? Daarin speelt de relatie met de leerkracht ook een rol. De één zegt: Ik heb de handen vol aan die ene leerling, waardoor ik de rest van de klas onvoldoende aandacht kan geven. In andere gevallen blijkt een leerkracht een klik met een moeilijke leerling te hebben, waardoor hij opeens veel kan bereiken.”
De toenemende gedragsproblematiek vraagt van alle scholen bezinning, zegt Van Leeuwen. „Helaas is de samenwerking met de jeugdzorg niet altijd optimaal. Jeugdhulp wordt nogal eens te laat ingezet, of school en jeugdzorg werken langs elkaar heen. Ook zijn de wachtlijsten in de jeugdzorg te lang; soms moet een kind wel een half jaar wachten.”
Meer assistenten
Overheid en samenleving moeten volgens de Bersébabestuurder een duidelijke keuze maken: ervoor zorgen dat meer kinderen in het reguliere onderwijs kunnen blijven of accepteren dat het speciaal onderwijs sterk groeit. „Dat eerste heeft mijn voorkeur, al zullen er altijd kinderen zijn voor wie een speciale school beter is.”
Scholen kunnen leerlingen met problemen alleen opvangen als er personeel genoeg is. „Het zou al helpen als er meer onderwijsassistenten worden ingezet. Deze week start daarvoor een nieuwe opleiding, niveau vijf, een hbo-variant. Verder is scholing van leerkrachten van belang: hoe ga je om met dat rebelletje in je klas?”
Vooral de oorzaak van de toenemende moeilijkheden verdient echter aandacht, zegt Van Leeuwen. „Moeilijk verstaanbaar gedrag, zoals we dat noemen, doet zich op steeds jongere leeftijd voor. In het speciaal onderwijs hoor ik leerkrachten met veel ervaring zeggen: „Wat we nu in huis krijgen, hebben we nog nooit gezien.” Ze zien gedrag in de kleutergroep waarvan ze zeggen: Hoe bestaat het.”
De bestuurder noemt het van belang dat de overheid nadenkt over de financiering van onderwijs. „Is die wel toereikend? Ook jeugdzorg kampt met tekorten. Verder dringt de vraag zich op de overheidseisen aan het onderwijs kinderen niet overvragen en of er voldoende aandacht voor emotionele en sociale ontwikkeling is.”