Vier vroegchristelijke argumenten tegen ongeloof
Een mooi voorbeeld van vroegchristelijke apologetiek (verdediging van het geloof) treffen we aan in 2 Petrus 3. Bij alle verschil tussen nu en negentien eeuwen geleden blijken de kritische vragen én de gelovige antwoorden wezenlijk hetzelfde te zijn. De toekomstverwachting is voor elke rechtgeaarde christen van de grootste betekenis, maar zij ligt ook steeds weer onder vuur. Ongelovigen vragen cynisch: „Waar blijft die beloofde toekomst?” En ze geven meteen zelf het antwoord dat daar helemaal niets van terechtkomt.
Tegen het eind van de eerste eeuw na Christus’ geboorte besefte de gemeente dat zij zich moest instellen op een langere wachttijd. Sommigen konden dat moeilijk verwerken en voelden zich zelfs gedesillusioneerd. Zo vormden ze een gemakkelijke prooi voor verleiders en dwaalleraars. Dezen treffen de gemeente van Christus in het hart door een levensgroot vraagteken te zetten achter de christelijke hoop. „Jullie zitten heel naïef te wachten op iemand die nooit komt. Jezus houdt zich niet aan de afspraak. Er komt van al Zijn mooie beloften niets terecht!”
Deze ongeloofstaal is in 2018 nog dagelijks te horen via de media, de literatuur en ook in zogenoemde moderne theologie. Het zaad van de twijfel wordt breeduit gezaaid.
De Heilige Geest plaatst een viervoudige, krachtige argumentatie tegenover de ongeloofstaal:
De spotters stellen: „Er gebeurt nooit wat. Alles blijft hetzelfde, vanaf de schepping aan tot nu toe in een eindeloze kringloop.” Er is echter sinds de schepping wel degelijk veel gebeurd! Denk alleen maar aan de zondvloed. De oude wereld is ten tijde van Noach grotendeels onder water komen te staan. Zo zal de wereld andermaal vergaan, nu niet door water, maar door vuur (vers 12).
In vers 8 lezen we de duizelingwekkende gedachte, ontleend aan Psalm 90, dat bij God duizend jaar zijn als één dag en dat één dag is als duizend jaar. Twee dagen geleden werd Christus volgens de goddelijke telling geboren in Bethlehem, minder dan twee dagen geleden werd Hij gekruisigd en stond Hij op uit de dood. De beloofde toekomst kan dus nog wel duizend jaar duren? Jawel, maar het kan ook plotseling zo ver zijn, wie weet hoe spoedig al.
Er is geen sprake van dat God talmt met de vervulling van Zijn beloften. Er zijn altijd weer mensen die beweren: „God mocht wel eens wat meer vaart maken, Hij laat in de wereld wel erg veel passeren, Hij neemt er wel bijzonder lang de tijd voor.” Maar Gods molens malen zo langzaam omdat er zoveel te malen is. Waarom zijn er al twintig eeuwen geschiedenis verlopen sinds de geboorte van Christus in Bethlehem? Omdat de Heere wil dat alle mensen, wie ze ook zijn en waar ze zich ook bevinden, de goede boodschap zullen horen van het heil in de gekruisigde en opgestane Christus. Dat is het diepste geheim van de geschiedenis. De jongste dag wordt er als het ware voor uitgesteld om ten volle de gelegenheid te geven het Evangelie te preken en te horen.
De dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht, onverhoeds en onverwachts. Zoals een inbreker zijn bezoek niet van tevoren aankondigt, zo zal de verschijning van Christus de ongelovige en onbekeerlijke wereld plotseling overvallen. Zeker, er zijn wel ”tekenen der tijden”. Maar de jongste dag berekenen, kan geen mens. Spotters zeggen dat alles bij het oude blijft en het leven gewoon z’n gangetje gaat? Wel, Christus zal komen op zo’n dag waarop het leven gewoon z’n gang gaat! Dat heeft Hij Zelf voorzegd.
We hebben krachtige argumenten tegenover de spotters. Maar verwachten wij zelf Jezus dagelijks? Prof. dr. H. J. Selderhuis schreef: „Voor veel mensen zal gelden dat de wederkomst wel fantastisch mooi moet zijn, wil het beter zijn dan wat we hier nu hebben.”
Zo komen we tot de gedachte: laat het nog maar even duren, want het gaat me goed. Is dat niet egoïstisch en leven we dan niet alsof de ongelovigen toch gelijk hebben?
De auteur is hoogleraar systematische theologie aan de ETF in Leuven.