Adoptieschandaal roept vragen op over moderne voortplantingsindustrie
Hoe kun je als adoptiekind lijnrecht tegenover je adoptieouders komen te staan? Zozeer zelfs dat je besluit om ze voor de rechter te slepen? Het antwoord op die vraag stond de afgelopen dagen, breed uitgemeten, te lezen in vrijwel alle kranten, naar aanleiding van een treurigstemmend relaas van een Braziliaans adoptiekind. Zijn adoptieouders kozen in 1980 bewust voor de illegale route en maakten zich schuldig aan wat in het strafrecht bekend staat als het verduisteren van iemands staat. Als piepjong baby’tje van een hen onbekende, Braziliaans moeder gaven zij hem aan als zijnde een uit hun huwelijk geboren kind.
De waarheid kwam het licht toen het zoeken naar de biologische moeder begon. De jongeman eiste volledige openheid en stapte in dat kader naar de rechter, met een voor zijn adoptieouders schrijnende maar verder niet onbegrijpelijke uitspraak als gevolg. Wie zijn informatieplicht tegenover illegaal geadopteerde kinderen verzuimt, moet een fiks schadebedrag betalen, zo oordeelde het Haagse gerechtshof vorige maand.
Bij een royale meerderheid in de Tweede Kamer leeft duidelijk het gevoel dat de staat de groep illegaal geadopteerden niet in de kou kan laten staan. Zij moet alsnog op enigerlei wijze recht doet aan de kinderen die het slachtoffer zijn geworden van wat de Brazil Baby Affair is gaan heten. Alsnog wil in dit verband zoveel zeggen als: ruim dertig jaar nadat justitie de illegale adoptiezaken begin jaren tachtig al op het spoor kwam, tientallen ouders verhoorde, afzag van een diepgaand onderzoek naar de betrokkenheid van rijksambtenaren en daarna voor alle zaken besloot tot een sepot.
Het pleidooi voor een late genoegdoening is in dat licht zeker niet ongerijmd. Wel roept de ontstane ophef de vraag op wie er behalve de rechtstreeks betrokkenen nog meer lering kunnen trekken uit deze zaak.
Een illegale adoptie was in de jaren tachtig voor veel ongeduldige paren hét middel voor het vervullen van een kinderwens. Dat is verleden tijd, maar er is wel een nieuw vruchtbaarheidstoerisme voor in de plaats gekomen: het shoppen bij schimmige, buitenlandse klinieken die embryo’s tot stand brengen met zaad van anonieme spermadonoren en eicellen van de wensmoeder.
Tijdens een bijeenkomst in debatcentrum De Rode Hoed in Amsterdam eerder dit jaar omschreef een via zo’n kliniek verwekt kind zichzelf als het product van een absurde constructie. Haar ouders omschreef ze als industriegebruikers, omdat ze kinderen hadden laten verwekken met genetisch materiaal van een hun totaal onbekend persoon. Waarom laten de autoriteiten dit toe?, wilde ze weten van de zaal.
Die vraag is terecht, ook met het oog op de Brazil Baby Affair. Aandringen op genoegdoening vanwege een oud adoptieschandaal is goed, maar wie lessen wil trekken uit het verleden moet daarbij ook paal en perk willen stellen aan een op een nieuwe leest geschoeide voortplantingsindustrie.
Hoofdredactie