Kleine stap vooruit kan in strijd tegen abortus toch groot zijn
Het kabinet gaat de abortuswet voortaan elke vijf jaar evalueren. Noem dat geen wassen neus! Een evaluatierapport kan aanknopingspunten bieden om de strijd tegen vrije abortus verder te voeren.
Al die rapporten, nota’s en verslagen die in Den Haag op fractieburelen en ministeries,in elkaar geknutseld worden, wat gebeurt daar nu eigenlijk mee? Verdwijnen ze niet veelal, amper gelezen, in diepe, donkere bureaulades?
En als dat zo is, geldt dat dan in principe niet óók voor evaluaties? Wetten, beleidsmaatregelen, convenanten; ze moeten allemaal gemonitord en geëvalueerd worden. Want we willen overal grip op houden. Maar wie léést al die nabesprekingen?
Daar komt nog iets bij. Niet zelden is het aanbieden van een evaluatie een uiterste gebaar van een bewindsman om fracties die het met een bepaald wetsvoorstel oneens zijn toch nog over de streep te trekken. Of hun pijn iets te verzachten. „Ik weet dat de heer Jansen deze aanscherping van de mestwet niet ziet zitten, maar… ik zeg hem bij dezen over vijf jaar een grondige evaluatie toe.” „Voorzitter, mag ik de minister hier hartelijk voor danken?”
Opmerkelijk genoeg wilden, na het van kracht worden van de zeer omstreden abortuswet, opeenvolgende kabinetten zelfs dát kleine gebaar niet maken. Hoe SGP, GPV en RPF er na 1984 ook jaar na jaar om smeekten, een evaluatie kwam er niet. Lubbers en de zijnen wilden deze open zenuw voorlopig niet meer aanraken. Kok en zijn paarse kornuiten hadden er evenmin belang bij.
Nota bene pas in 2005 werd, ten tijde van Balkenende II, de abortuswet voor het eerst officieel geëvalueerd. En pas in 2016 maakte toenmalig VWS-minister Schippers aanstalten om een tweede evaluatie te laten uitvoeren. Door verkiezingen en formatie werd de uiteindelijk opdracht daartoe pas door haar opvolger verstrekt.
Zo bezien is het alleszins opmerkelijk dat minister De Jonge en staatssecretaris Blokhuis (beiden VWS) deze week, in een reactie op een initiatiefnota van de SGP over abortus, beloofden de Wet afbreking zwangerschap om de vijf jaar te zullen evalueren.
Toegegeven, het is maar een evaluatie. En inderdaad, papier is geduldig. Maar toch…
Toch is die typering, als het gaat om zo’n belangrijk thema als abortus provocatus, te laatdunkend. Neem nu de evaluatie van 2005. Daaruit bleek dat vrouwen die abortus wilden plegen met name één argument vaak gebruikten, namelijk het financiële. „Nú zwanger? Ach nee, ik kan het niet betalen om een uitzet te kopen, een kinderkamer in te richten.”
Juist dat gegeven is in de jaren daarna door ChristenUnie en SGP en door pro life-organisaties regelmatig benut in hun pogingen het abortuscijfer omlaag te dringen. Door via eigen fondswerving financiële steun te bieden aan vrouwen en meisjes in nood. En door het kabinet te vragen (meer) geld beschikbaar te stellen voor dit type, uiterst concrete hulpverlening. Christelijke politiek bestaat anno 2018 steeds vaker uit het je hoeden voor het aantrekken van een te grote broek – zoveel kun je niet bereiken met een handvol Kamerzetels in een geseculariseerd politiek krachtenveld. Maar tegelijkertijd ook uit het tellen van je zegeningen. En inzien dat een zwaar bevochten, klein stapje vooruit, in dit geval het binnenhalen van een evaluatie, tegelijkertijd ook iets groots kan zijn. Of worden.