Klooster vooral populair als tijdelijke verblijfplaats
De grote aantrekkingskracht van kloosters vertaalt zich niet in een groot animo om zich blijvend aan een gemeenschap te binden. Het monastieke leven is vooral aantrekkelijk als tijdelijke vrijplaats.
Dat betoogde prof. dr. René Munnik vrijdag in Utrecht tijdens een conferentie over „het belang van monastiek leven voor vandaag”, georganiseerd door de Tilburg School of Catholic Theology. Hij nam afscheid als docent wijsbegeerte aan de Tilburgse universiteit.
De monastieke levensstijl of levenskunst belichaamt volgens prof. Munnik „een koppig, vaak disharmonisch contrapunt op het eigene van onze tijd.” Hij belichtte dat aan de hand van drie begrippen: gehoorzaamheid, stabiliteit en duurzaamheid.
Gehoorzaamheid is het vermogen om van harte gehoor te kunnen geven aan God en mensen, aldus prof. Munnik. „Dat wil zeggen: het vermogen om te kunnen luisteren. En dat veronderstelt stilte. Niet alleen de stilte om je heen, maar vooral ook het zwijgen van de stemmen in jezelf.”
Stabiliteit is volgens hem trouw blijven aan een concrete gemeenschap van mensen. Dat staat tegenover de hedendaagse samenleving, die om beweeglijkheid, wendbaarheid en ongebondenheid vraagt.
Duurzaamheid staat volgens prof. Munnik haaks op deze tijd „met haar buitengewone ongedurigheid”: alles moet anders, telkens opnieuw.
Het monastieke leven lost uiteraard geen milieuproblemen op, stelde hij, maar het is wel een lichtend voorbeeld voor het omgaan met levenstijd en levensruimte. „Het gaat om een levenskunst die –in het licht van de Eeuwige en in de schaduw van de dood– een vorm heeft gevonden om te wonen bij God en mensen.”
Eucharistie
Zuster Angela Holleboom trad 37 jaar geleden in bij de zusters clarissen in Megen. Zij heeft daar de voortgang van de secularisatie en ontkerkelijking meegemaakt. „Kerken en kloosters sluiten. Roepingen dienen zich mondjesmaat aan en het aanvoerkanaal wordt niet meer gevormd door parochies en pastoors, maar veeleer door social media.”
Ook het aantal priesters loopt drastisch terug. „De gemiddelde leeftijd van de priesters die beschikbaar blijven wordt hoger, bovendien gaan ook andere kerken en kapellen vragen om hun assistentie.”
Toen Holleboom intrad, vierde haar gemeenschap dagelijks de eucharistie. „Het wordt steeds moeilijker de lijst rond te krijgen van voorgangers voor de eucharistievieringen op zondagen en hoogfeesten. Waarom kan ik het zelf niet doen? Maar ooit heb ik voor mezelf besloten de ruimte van de orthodoxie niet te verlaten. Dus: wat nu?”
Liturgie
Contemplatieve vrouwen in Nederland en daarbuiten moeten volgens Holleboom nadenken over de toekomst van hun eigen liturgie, nu steeds meer priesters wegvallen. Met hun wegvallen valt immers ook de eucharistie weg.
Holleboom: „Contemplatieve vrouwengemeenschappen dienen zich voor te bereiden op een tijd zonder of bijna zonder beschikbare priesters. Hoe kunnen wij voorkomen dat we door deze ontwikkelingen verder meegesleept worden in een sfeer van afbouw, neergang en uit de tijd raken?”
Als de gemeenschappen niets doen, loopt het er volgens haar op uit dat ze zullen moeten volstaan met het bidden van de getijden, eventueel in combinatie met een woord- en communiedienst. „Maar beantwoorden we daarmee aan onze contemplatieve roeping? Als wij als contemplatieve vrouwen tijdig de bakens verzetten, kan de confrontatie met de kerkelijke neergang voor ons een uitdaging worden.”