Overal in Europa gingen de lampen uit
De impact van de Eerste Wereldoorlog op de 20e eeuw was enorm: van het dragen van polshorloges door mannen tot de oprichting van wereldwijde samenwerkingsverbanden als de Wereldbond.
Japanners zijn verzot op de Duitse Baumkuchen, een lekkernij die vergelijkbaar is met de in Nederland bekende laagjescake. Ze eten het bijvoorbeeld graag als toetje. De gemiddelde Japanner zal tijdens het wegsmikkelen ervan niet spontaan aan de Eerste Wereldoorlog denken. Toch is het maar de vraag of de cake hem zonder die oorlog ooit had bereikt.
Dat zit zo. Het begint met een jonge Duitse banketbakker, Karl Juchheim, die in 1909 in de huidige Chinese havenstad Qingdao een winkel opent. Die stad heette toen nog Tsingtao en was in Duitse handen.
Zijn avontuur zou er korter duren dan gedacht. De Eerste Wereldoorlog breekt uit en die beroert al snel ook Azië. Groot-Brittannië vraagt bondgenoot Japan zijn vloot in de Aziatische zeeën te beschermen tegen Duitse aanvallen. Japan grijpt die gelegenheid aan om zijn invloed op het Chinese vasteland uit te breiden door steden als Tsingtao aan te vallen.
Het betekent voor de jonge bakker Juchheim dat hij in 1915 in een interneringskamp in Japan terechtkomt. Hij deelt dat lot met nog zo’n 5000 Duitse oorlogsgevangenen, die verspreid worden over verschillende kampen. Ze zijn in zekere zin welkome gasten. De Japanners leren van hen graag westerse gebruiken, zoals het brouwen van bier en het bakken van cake.
Zo wordt Juchheim gevraagd cake te bakken en te verkopen op een grote tentoonstelling in Hiroshima. En ja, daar zet hij de Japanners zijn Baumkuchen voor. Ze vinden het geweldig. Na de oorlog besluit Juchheim zich blijvend in Japan te vestigen. Hij opent er in 1921 een banketbakkerswinkel in Yokohama, die later verhuist naar Kobe. Het wordt een doorslaand succes.
Dramatisch contrast
Het is maar een van de vele voorbeelden van ongedachte gevolgen van de Eerste Wereldoorlog. De doorbraak van het polshorloge voor mannen is er nog zo één. Voor de oorlog was het polshorloge een typische vrouwenaangelegenheid en droegen mannen hun uurwerken in de zak. In de oorlog ontstaat bij de strijdende partijen echter de behoefte snel op het horloge te kunnen kijken.
Het zijn trivialiteiten. Ze laten echter wel zien hoezeer de oorlog het leven op alle terreinen beïnvloedde. De in 2012 overleden Britse historicus Eric Hobsbawm schrijft in zijn ”Age of Extremes” dat de periode vóór 1914 nauwelijks te vergelijken is met die erna. „Voor hen die vóór 1914 waren opgegroeid was het contrast zo dramatisch dat velen van hen (…) weigerden enige continuïteit met het verleden te zien.” De 19e eeuw betekende voor hen vrede, de 20e slechts oorlog.
De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Edward Grey, moet de impact al in 1914 hebben voorvoeld. „De lampen gaan overal in Europa uit”, zou hij hebben verzucht nadat zijn land de oorlog aan Duitsland had verklaard. „We zullen ze in ons leven niet meer zien oplichten.”
Vooruitgang
De lampen gingen uit. De Grote Oorlog bracht in Europa een demografische kaalslag teweeg die zijn weerga niet kent. De Eerste Wereldoorlog eiste meer dan 16 miljoen levens – een hele generatie jonge mannen was weggevaagd. In het Frankrijk van 1919 was er in de leeftijdscategorie 18 tot 30 jaar nog maar één man op vijftien vrouwen.
Maar tegelijk kwam er juist door de oorlog ook nieuw licht op allerlei zaken, zoals op het gebied van wetenschap, technologie en geneeskunde. In veldhospitalen en lokale ziekenhuizen experimenteerden artsen en verplegers noodgedwongen met nieuwe werkwijzen. Er kwamen bloedbanken, nadat in 1914 ontdekt was dat voorkomen kan worden dat bloed stolt. De kunde rond huidtransplantaties kreeg een enorme impuls. Er kwam meer inzicht in trauma’s en de verwerking ervan.
Op sociaal gebied gingen de klassenverhoudingen op de schop. Een relatief groot deel van de elite was in de oorlog omgekomen, waarmee een terugkeer naar de oude orde onmogelijk was geworden. De introductie van het algemeen kiesrecht in veel Europese landen zette die ontwikkeling nog eens kracht bij.
In het kielzog van de Russische revolutie in 1917 trok de arbeidsbeweging bovendien ten strijde. Die was sterker uit de oorlog gekomen, mede doordat de arbeidsomstandigheden in de fabrieken tijdens de oorlog gestaag achteruit waren gegaan.
Israël
Op het internationale toneel waren de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog het meest zichtbaar. Het grote Ottomaanse Rijk en Oostenrijk-Hongarije gingen op de schop. In het Midden-Oosten en Europa kwam de landkaart er daardoor fors anders uit te zien.
Voor de verdeling van de Ottomaanse gebiedsdelen in het Midden-Oosten had de Franse onderhandelaar Georges Picot samen zijn Britse collega Mark Sykes al in 1916 de contouren getekend. De grenzen die ze bedachten hielden weinig rekening met etnische, religieuze en tribale verschillen en vormden volgens veel waarnemers de bakermat van latere problemen in de regio.
De Britse minister van Buitenlandse Zaken, Arthur Balfour, legde met een brief aan de Joodse bankier en zionist Lord Rothschild in november 1917 intussen de basis voor het ontstaan van de staat Israël. Hij beloofde in deze zogenaamde Balfourverklaring de steun van de Britse regering bij de stichting van „een nationaal tehuis” voor het Joodse volk in Palestina.
Nieuwe oorlog
In Europa kwam Polen na meer dan honderd jaar terug als zelfstandige natiestaat en kwamen er nieuwe staten Tsjechoslowakije en het latere Joegoslavië op de kaart te staan. Duitsland werd geamputeerd en kreeg zware herstelbetalingen opgelegd. De keizer ging in ballingschap en Duitsland zakte weg in politieke en economische chaos. Het baande de weg voor Adolf Hitler en daarmee voor de Tweede Wereldoorlog.
De twee wereldoorlogen zijn dus onmogelijk los van elkaar te zien. Zonder de wereldwijde economische crisis in de jaren 30 had de volgende oorlog misschien voorkomen kunnen worden, of tenminste uitgesteld, oppert iemand als Hobsbawm. Maar dat is iffy-history (wat als nu…, wat dan?) en voer voor speculatie.
Zeker is dat met de Eerste Wereldoorlog de manier van oorlogvoeren diepgaand veranderde. Niet eerder had de mens feitelijk tegen machines gestreden: er was geen sprake meer van een strijd van man tegen man, maar nieuwe wapens konden tegenstanders met tientallen tegelijk wegmaaien. Het was een ongelijk gevecht. Na 1914 kwam de massaproductie voor wapens op stoom. Voor het eerst waren er ook chemische wapens ingezet. Een nieuw fenomeen was ook de propagandafilm, die de massa moest motiveren de oorlog te steunen.
Nooit meer
De schok die de Eerste Wereldoorlog teweegbracht, leidde tot hooggespannen idealen om herhaling te voorkomen. De Amerikaanse president Woodrow Wilson pleitte na de oorlog voor onbelemmerde toegang tot de wereldzeeën en het opheffen van handelsbarrières. Die plannen bleken te hoog gegrepen, maar zijn idee om tot een Volkenbond te komen, vond wel gehoor. Het doel ervan was een „einde aan alle oorlogen” te maken. Wilson zou er na de oprichting van de bond in 1919 de Nobelprijs voor de Vrede voor krijgen.
Opmerkelijk genoeg kreeg hij in zijn eigen Congres de handen niet op elkaar voor toetreding tot de bond, maar op het hoogtepunt (1934-1935) waren toch 58 landen lid van het internationale overlegorgaan. De bond zou echter zwak blijven. Aan het begin van de jaren dertig hadden de permanente leden Duitsland, Italië en Japan hun lidmaatschap al opgezegd. Dat veroorzaakte intern wantrouwen over de rol van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, die daarmee als enige permanente leden waren overgebleven. De bond kon een nieuwe oorlog niet voorkomen.
Het achterliggende idee van de Volkenbond was daarmee echter niet van tafel. Al tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de opvolger ervan, de Verenigde Naties, in de steigers gezet. Dit keer waren de Verenigde Staten wel van meet af aan sterk bij de volkenorganisatie betrokken.
Europese Unie
De Europese Unie kwam uit soortgelijke overwegingen voort als de Volkenbond en de Verenigde Naties. Een van de sterkste motieven tot oprichting van de voorlopers ervan was het vaste voornemen om oorlog in Europa voortaan te voorkomen.
Het begon daarom hoogst symbolisch met samenwerking tussen de kool- en staalindustrieën. De gedachte was dat als de grootmachten Frankrijk en Duitsland de verantwoordelijkheid deelden voor deze cruciale sectoren voor de wapenindustrie, oorlog zeer onwaarschijnlijk zou worden. Deze Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal mondde in 1958 uit in de vorming van de Europese Gemeenschap, die op zijn beurt de voorloper van de Europese Unie was.
Het Verdrag van Maastricht uit 1993, dat de grondslag legde voor de EU, herinnert „aan het historische belang van de beëindiging van de deling van het Europese continent” en bevestigt de „gehechtheid” van de lidstaten „aan de beginselen van vrijheid, democratie en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en van de rechtsstaat.” Het zijn echo’s van vaste voornemens uit een tijd dat in heel Europa de lichten doofden.