Penning
Lukas 15:4c en Lukas 15:8
„...en gaat naar het verlorene, totdat hij hetzelve vindt? (...) Of wat vrouw, hebbende tien penningen, indien zij één penning verliest, ontsteekt niet een kaars (…)?”
Mijn lieve kind, zo zul ook jij geschoren worden door harde woorden en daden op de wijze waarlangs de Heere je zoeken wil. En zo word je aan Hem gelijk, en je wordt tot het minnelijke schaapje dat Hij op Zijn schouders wegdragen zal. Dragen zal Hij je, weg uit de vergoddelijkte mensheid die je naar Zijn voorbeeld gevolgd hebt, tot in de overwezenlijke godheid, waar de volmaakte weide is. Want dit, kinderen, moet er allereerst zijn, voor al het andere. Weet dan: als je aldus een schaapje geworden bent, en het minnelijke voorbeeld, onze Heere Jezus Christus, bent gevolgd, wat noodzakelijk is, dan pas ben je een goede, heilige mens. Maar is het je bestemming om een edele mens te worden, weet dan: onmetelijk is de hoogte waar je nog overheen moet klimmen.
Kinderen, we lezen over een vrouw die een penning verloren had, en ze ontstak een lantaarn en ging die penning zoeken. De penning, dat is de ziel. Deze penning moet drie kenmerken hebben, en ontbreekt er ook maar één hiervan, dan is het geen echte penning. Hij moet het juiste gewicht, de juiste materie en de juiste slag en afbeelding hebben: al dit is noodzakelijk. Van goud of van zilver zal hij zijn, daaruit dient zijn materie te bestaan. Ach kinderen, wat een wonder, deze penning!
Johannes Tauler, prediker in Straatsburg (”Preken”, 1498)