Column: Wat is dat toch met abortus?
Met veel belangstelling volgde ik de afgelopen weken de discussie over de subsidie aan de organisatie Siriz. Elke keer weer verbaasde ik me over de felheid en venijnigheid van het debat. Ik kwam zelfs mijn eigen naam nog een keer tegen in een opinieartikel, met een ‘citaat’ uit het verleden dat volgens mij nog nooit zo uit mijn mond is gekomen of door mij op papier is gezet. Ik zou een van de „prominenten” zijn uit het antiabortuskamp.
Een paar dingen in de nieuwsberichten vielen mij op. Een keer zou een gynaecoloog uitgeprobeerd hebben welke informatie ze zou krijgen als ze zich zou voordoen als hulpvrager. Er is natuurlijk helemaal niets mis met het uitvoeren van een dergelijke test. We moeten zorg- en hulpverleningsorganisaties scherp houden met het oog op de kwaliteit van de zorg die ze bieden. Bijzonder is wel dat deze gynaecoloog Gunilla Kleiverda bleek te zijn, een prominente actievoerder van ”Women on waves” (de abortusboot).
Een ander opvallend punt is de kritiek op de relatie tussen Siriz en VBOK. Volgens mij hebben de organisaties hier zelf nooit geheimzinnig over gedaan en zie je zulke constructies veel vaker. Er zijn ook betrekkingen tussen de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillig Levenseinde (NVVE) en de Levenseindekliniek. Er zijn veel organisaties met een bepaald gedachtegoed die een vriendenstichting hebben en via sponsoring financiële middelen binnenhalen als extra ondersteuning voor bepaalde zorg of hulpverlening.
Deze constructies hebben volgens mij alles te maken met de manier waarop de gezondheidszorg en de hulpverlening zich hebben ontwikkeld. Veel christenen hebben zich door de eeuwen heen het lot van armen en zieken aangetrokken, geïnspireerd door de Bijbelse boodschap van barmhartigheid en naastenliefde. In de afgelopen tientallen jaren is de zorg meer geïnstitutionaliseerd en heeft de overheid een belangrijke rol gekregen in de financiering en bewaking van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Vanuit de Grondwet zijn er verantwoordelijkheden omschreven die de overheid heeft ten aanzien van het bevorderen van de volksgezondheid. Dit heeft ons land veel goeds gebracht. De gezondheidszorg is over het algemeen van goede kwaliteit en goed toegankelijk voor iedereen. Ook het belang van keuzevrijheid heeft steeds een plek gekregen. Dat past bij het principe van maatwerk in de zorg.
Ondertussen is er ruimte gebleven voor maatschappelijk initiatief. Mensen kunnen organisaties oprichten vanuit allerlei ideologische motieven. Om voor subsidie in aanmerking te komen, zul je wel moeten voldoen aan bepaalde voorwaarden met betrekking tot de inhoud en de kwaliteit van de zorg die geleverd gaat worden. Van de overheid kan niet verlangd worden dat ze zendings- en evangelisatiewerk financiert. Daarom hebben organisaties een ‘knip’ gezet tussen hun professionele dienstverlening en hun andere (ideologische) activiteiten.
Het zou enorm helpen als er met enige nuchterheid naar deze wijze van organiseren en financieren zou worden gekeken. En laten we het koesteren dat mensen, geïnspireerd door welke godsdienstige overtuiging of ideologie dan ook, zich inzetten voor zorg en welzijn in onze samenleving. De overheid heeft de taak een zorgvuldig en transparant subsidiebeleid te voeren.
In de voorbereiding op een cursusavond over vragen rond het begin van het leven las ik de artikelen van de Wet afbreking zwangerschap weer eens door. Bij Algemene Maatregel van Bestuur worden er eisen gesteld met betrekking tot hulpverlening en besluitvorming, „welke erop zijn gericht te verzekeren dat iedere beslissing tot het afbreken van zwangerschap met zorgvuldigheid wordt genomen en alleen dan uitgevoerd, indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt.” Zorgvuldigheid wordt gevraagd. Zowel een organisatie als Siriz als een abortuskliniek of abortusboot moet hierop afgerekend kunnen worden. Een vrouw moet worden bijgestaan, met voorlichting over andere oplossingen. Een arts moet zich vergewissen van de vrijwilligheid van het abortusverzoek, „na zorgvuldige overweging en met verantwoordelijkheidsbesef voor het ongeboren leven en van de gevolgen voor haarzelf en de haren.”
Een blik op de jaarlijkse abortuscijfers laat zien dat er op dit terrein nog veel werk verzet moet worden.
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink. Reageren? rubriekforum@refdag.nl