Kamer kan met Syrië-hoorzitting veel kanten op
De Tweede Kamer kan met wat hij donderdag tijdens een hoorzitting, over de steun van Nederland aan Syrische rebellen leerde, veel kanten op. Oók een kant voor die minister Blok (Buitenlandse Zaken) gevaarlijk is.
Zes uur lang ondervraagt de Kamer donderdag tal van deskundigen over het wespennest Syrië, en over de context waarin Nederland tussen 2015 en 2018 materieel leverde aan zogeheten „gematigde rebellen.” Maar op de vraag of het leveren van 313 voertuigen, alsmede communicatieapparatuur, verantwoord was, krijgt hij uiteenlopende antwoorden.
Als Nederland in 2013 materieel had verstrekt aan rebellen, dán had journalist Harald Doornbos het nog wel begrepen. „Ik was daar toen en heb de sfeer in het land meegemaakt: euforie, de hoop dat principes als vrijheid en democratie zouden zegevieren.”
Amper een jaar later sloeg het klimaat in het land echter volledig om. „Massa’s buitenlandse jihadisten, uit Tsjetsjenië, Koeweit, Irak en Europa, stroomden binnen. Over vrijheid en democratie hoorde je niemand meer, wel over jihad, sharia en kalifaat. Als oorlogscorrespondent was je voortdurend bang om gekidnapt en onthoofd te worden.”
Daarom kan Doornbos er met zijn pet niet bij dat Nederland juist toen met de steunverlening aan rebellen begon. „Ik denk dan: hoe haal je het in je hoofd? Dat kan alleen bedacht worden door mensen in Den Haag of Istanbul, met laptopjes op schoot.”
Gelijksoortige geluiden horen de Kamerleden van Diana Samaan, Syrië-expert van Amnesty International, standplaats Beiroet. En van André Nollkaemper, hoogleraar volkenrecht in Amsterdam. Volgens de laatste strijdt de inmenging van Nederland in het Syrische conflict met het beginsel van non-interventie.
Uit een heel ander vaatje tapt Koos van Dam, Syriëgezant van januari 2015 tot augustus 2016 en in die tijd verantwoordelijk voor het leveren van het materieel. Zijn visie: geen van de gewapende rebellengroepen bestond uit „brave, lieve jongens”, maar het idee dat gematigde krachten gesteund moesten worden, leefde destijds breed. En dat deze groepen soms samenwerkten met al-Qaida? „Dat was geen ideologische samenwerking, maar militaire. Als je sámen op een heuvel zit en aangevallen wordt door IS, kun je je of dood laten schieten of de gelederen sluiten.”
In die geest spreekt, via een videoverbinding, ook Charles Lister van het Midden Oosten Instituut in Washington. „Het steunen van gematigde krachten was goed. Maar het kwam te laat en gebeurde op te kleine schaal.”
En zo valt ondanks de stroom aan informatie tijdens de hoorzitting het antwoord op de hamvraag steeds lastiger te geven. „Wat is het nu?” vat Van Ojik (GroenLinks) het probleem samen: „Was het in Syrië weliswaar een rommeltje, maar moesten we toch ingrijpen? Of was het er zo’n chaos dat het hele idee van helpen eigenlijk al bij voorbaat belachelijk was?”
Welk antwoord de Kamer daarop gaat geven, blijkt volgende week, in het Kamerdebat met minister Blok. De insteek van diverse fracties tekent zich al af. Zo kiest de linkse en de rechtse oppositie voor Van Ojiks tweede oordeel: ingrijpen was fout en dat hadden we kunnen weten. De VVD zal zich de denklijn-Van Dam en Lister eigen maken, om zo een verdedigingslinie rond partijgenoot Blok te kunnen opwerpen.
Het spannendst wordt de benadering van coalitiegenoten CDA en CU, die altijd kritisch waren over het leveren van materieel aan rebellen. Willen zij Blok verder in het nauw brengen? Of vinden zij het nu welletjes? In één opzicht hebben zij het volgende week makkelijk: met de informatie van de hoorzitting kunnen zij moeiteloos beide kanten op. Ja, óók de politiek gevaarlijke…