Zendelingen nemen afscheid van Indonesië
Een afscheid na vele jaren trouwe dienst in de zending. Drie zendelingen van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) in de classis Groningen, de predikanten Jaap Groen, Gerrit Riemer en Henk Venema, zetten deze maand een punt achter hun veelbewogen carrière, eerst als zendingswerker op Papoea, later als ‘papieren’ zendelingen bij het literatuurproject Litindo.
Al ruim zeventig jaar zijn de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt verbonden aan het zendingswerk in Indonesië. Vanuit het verlangen om het christelijke geloof te delen, trokken in de jaren veertig Nederlandse vrijgemaakte zendelingen naar het grootste moslimland ter wereld. Uit dat zendingswerk ontstond uiteindelijk het kerkgenootschap Gereja-Gereja Reformasi di Indonesia (GGRI), met zelfstandige kerken op Soemba, Papoea en Kalimantan Barat. Daarna verschoof de focus van de GKV in het werk in Indonesië: van het uitzenden van zendelingen naar het ondersteunen van lokale kerken.
De GGRI deed vervolgens een dringende oproep: „Als u geen zendelingen meer kunt sturen, stuur dan boeken!” In 1987 sprak een landelijke conferentie van de drie regio’s van de GGRI (Kalimantan-Barat, Nusa Tenggara Timur, en Papoea) de behoefte uit aan gereformeerde literatuur. De landelijke conferentie in 1991 deed vervolgens een concreet voorstel, waarop de GKV in Nederland positief reageerden.
Litindo-project
Vanuit die noodkreet ontstond het Litindo-project, een samenwerkingsproject van de GGRI en haar Nederlandse zusterkerken. Litindo staat voor: Literatur Teologi dalam bahasa Indonesia, oftewel: theologische literatuur in het Indonesisch. Vanaf 2000 kwam Litindo geheel onder verantwoordelijkheid van de classis Groningen van de GKV (nu: Groningen Mission/Verre Naasten).
Litindo wil werken aan een „verantwoorde basisbibliotheek van gereformeerde boeken” in de Indonesische taal. Zij richt zich daarbij niet alleen op de 11.000 leden van de GGRI, maar ook op de ruim twintig miljoen andere christenen in Indonesië. De predikanten Groen, Riemer en Venema traden op als schrijvers, vertalers en redacteuren van het Litindo-project. Ze werden begeleid door een redactieraad die bestond uit predikanten die vroeger ook in Indonesië hebben gewerkt.
De oud-zendelingen waren de laatste jaren als ‘papieren’ zendeling, vanuit Nederland, werkzaam. Ze hebben een indrukwekkende stapel theologieboeken geschreven of vertaald vanuit het Nederlands naar het Indonesisch. In het kader van Litindo gingen ze alle drie elk jaar op werkreis naar Indonesië, voor overleg met de uitgevers en het uittesten van de materialen die ze geschreven hadden.
Vorige week was er in Kampen de overdracht van het Litindo-project aan de gemeente van Mundijong, van de Free Reformed Churches in Australië. Het werk gaat nu in afgeslankte vorm door. Het betekent concreet dat er voor het eerst in zeventig jaar geen zendelingen namens de GKV meer voor Indonesië werkzaam zijn, zegt Arjan Woertink, communicatiemedewerker van Verre Naasten.
Platteland
Ds. Venema werkte van 1981 tot 1992 op verschillende plaatsen in het binnenland van Papoea. In juli en augustus dit jaar heeft hij met zijn vrouw zijn laatste werkreis gemaakt. Op 10 augustus waren ze aanwezig op het jubileum van de GGRI Papoea.
Terugkijkend op het werk op Papoea ziet de predikant als het grote probleem momenteel de ”braindrain” (kennisvlucht). „Jongeren trekken naar de steden voor studie en werk en het platteland loopt snel leeg. De keerzijde is dat de gemeenten in de steden groeien, waardoor daar soms grote gemeenten ontstaan.”
Ds. Gerrit Riemer herkent dit. Van 1981 tot 1991 werkte hij als zendeling in het gebied van de Citak in het zuidelijk deel van het binnenland van Papoea. Vanaf 1998 ging hij voor vijftig procent werken voor Intercultural Reformed Theological Training (IRTT), vanaf 2012 fulltime voor Litindo. „Het kerkelijk leven wordt dunner op het platteland en is niet meer zo stabiel”, zegt hij. „De trek naar de stad gaat ten koste van de ontwikkeling van veel dessa’s in het binnenland.”
Er doen de laatste tijd verhalen de ronde van toenemende invloed van magische praktijken op Papoea, een terugval in inheemse religie.
Ds. Venema: „Die magische praktijken zitten in de oude cultuur. De jonge kerk maakt altijd een periode van syncretisme door, waarin christendom en heidendom vermengd worden. De gevaren van toverij en magie zijn nog steeds levensgroot. Maar vergeet niet dat dit deel van de leefwereld van de Papoea’s moeilijk uit te roeien is. In de toekomst hoop ik de kerken op Papoea nog te kunnen dienen met een soort van handreiking, om zo de angst voor magie en toverij te verminderen.”
Ds. Jaap Groen publiceerde in zijn periode als zendeling in het gebied van de Kombai-stam in het binnenland van Papoea (van 1978 tot 1994) een studie over Kakuarumu, een vorm van zwarte magie. „De mensen hebben een magisch-mythisch wereldbeeld”, verklaart hij, „Dat gaat niet van de ene op de andere dag weg. Ik vergeet nooit een indrukwekkende maansverduistering die ik daar eens meemaakte. Een christen uit Papoea zei toen uit angst toverspreuken richting de maan om de duistere krachten –die de maan zogenaamd dreigden op te eten– te bezweren. Maar er was óók een christen die met zijn gezin ging bidden omdat hij dacht dat nu Christus misschien wel terug zou komen. Dit zijn dus twee reacties die je kunt aantreffen. Je moet de jonge kerken niet overvragen. Hoe lang duurde het niet in Nederland dat er na Bonifatius en Willibrord zoiets als een kerkelijk leven ontstond en de samenleving gekerstend werd?”
Behoefte
Het Litindo-project is gericht op een brede kring van Indonesische kerken. Ds. Riemer: „Dat is al gauw een belangrijke doelstelling geworden. Je kunt immers zoveel meer betekenen als je je richt op het geheel van de kerken. Dat is als enorme zegen ervaren. We hoorden zelfs dat bepaalde boekjes over gemeenteopbouw terecht gekomen waren bij kerken in Maleisië. De zegen van Litindo gaat verder dan Indonesië. Er zijn ook boekjes die vanuit het Indonesisch vertaald werden in het Nederlands, Engels, Frans, Portugees en Pidgin.”
De behoefte aan goede literatuur is erg groot, zegt ds. Venema. „Ook Indonesische christenen hebben gezonde reformatorische theologie nodig die een antwoord biedt op allerlei liberale, charismatische maar ook culturele invloeden. Ze hebben behoefte aan een goede Bijbeluitleg. Zending is mensen binnen hun eigen context bij de Bijbel brengen.”
Ds. Riemer: „Vandaar ook de nadruk op exegese. Er zijn een goede hermeneutiek en degelijke exegese nodig tegenover de vele wildgroei. Om die reden zijn er nu al zes delen vertaald van het Commentaar Nieuwe Testament van prof. dr. J. van Bruggen. Daarnaast is het van belang dat die toerusting gepaard gaat met aanwezigheid van zendingswerkers zelf. We zijn denk ik te allergisch geworden voor de presentie van westerse zendelingen. Het is jammer dat de GKV straks niet meer lijfelijk aanwezig zijn in Indonesië.”
Ds. Venema: „De GZB en de Protestantse Kerk in Nederland zijn daar sterker in. Zij zijn nog steeds structureel betrokken bij onder meer theologische scholing. Natuurlijk is zelfstandigheid van de inheemse kerken belangrijk, maar je kunt het principe van: „Ze kunnen het zelf, en daarom moet dat ook”, sterk overdrijven. Iemand die goed heeft leren zwemmen en om hulp roept als hij dreigt te verdrinken, kun je toch niet aan zijn lot overlaten met de opmerking: hij kan toch zwemmen?”
Ds. Riemer: „Het wordt tijd dat we binnen het wereldwijde Koninkrijk van God het trauma van kolonialisme en bijbehorend paternalisme achter ons laten en elkaar vrijmoedig helpen, wanneer dat maar nodig is. Er kan zomaar een periode komen dat wij in het Westen, waar de kerk steeds meer afkalft, mensen uit Indonesië of andere landen hard nodig hebben.”
Toerusting nodig
Ds. Groen is al sinds 1994 gerepatrieerd. Hij ziet verschillende factoren die het kerkelijk opbouwwerk in het binnenland van Papoea frustreren. „Met het vertrek van de zending zijn veel faciliteiten weggevallen. Er zijn veel plaatsen waar geen voorganger is. De infrastructuur is enorm slecht. Dat heeft niets te maken met onwil van Indonesië, maar er wordt geen onderhoud van bestaande projecten gepleegd. Toch zie je dat op tal van plaatsen er elke zondag dienst is. Soms gaan mensen voor die nauwelijks kunnen lezen of schrijven. Ik zie uit naar het werk van de Geest, Die roept en steunt.”
Ds. Groen: „Toen wij in 1994 vertrokken, waren er in ons dorp ongeveer twaalf merendeels jonge mensen tot geloof gekomen. De meesten kwamen pas na ons vertrek tot bekering. Van één kant was ik daar ook wel blij mee: die mensen hebben zich tenminste niet bij de kerk gevoegd omdat ze daar materieel voordeel van verwachtten. God gaat echter door met Zijn werk.”
Ds. Venema: „Er zijn op verschillende theologische scholen jonge GGRI-mensen in opleiding. Wil de GGRI op Papoea echter voortbestaan, dan zullen jonge predikanten de oude generatie moeten aflossen. Zij kunnen er ook voor zorgen dat de kerken bij de tijd blijven.”
Toerusting blijft daarom hard nodig, aldus ds. Groen, vooral voor een komende generatie. „Ik sprak niet lang geleden een docent aan de theologische hogeschool op Ambon, waar meer dan vierhonderd jaar christendom is. De docent zei: het Evangelie is nooit op het platteland geland. Er is onder christenen op Papoea grote behoefte om hun eigen geschiedenis te leren kennen. De ontwikkelingen zijn zo snel gegaan, dat er onder jongeren nog maar weinig kennis is van het leven was in de tijd dat het Evangelie op Papoea binnenkwam. Ik ben daarom van plan om de geschiedenis te gaan beschrijven van het ontstaan van de kerken in het gebied waar ik heb gewerkt. In de jaren dat ik daar was, tussen 1978 en 1994, heb ik een uitgebreid dagboek bijgehouden. Dankzij destijds opgenomen interviews hoop ik dat zoveel mogelijk vanuit hun eigen perspectief te kunnen doen. We blijven dus gewoon aan het werk.”