Heerlijke toekomst
Jeremia 31:4
„Ik zal u weder bouwen, en gij zult gebouwd worden, o jonkvrouw Israëls! Gij zult weder versierd zijn met uw trommelen, en uitgaan met de rei der spelenden.”
Het is een oude gewoonte om na het herbouwen van een stad trommelende jonge vrouwen in optocht te laten gaan in een rij van spelenden. Daarover wordt hier gesproken, ziende op de vreugde die er zal zijn na de geestelijke verlossing en herbouw van Israël. Zo leren we hieruit dat God het werk van Zijn handen niet laat varen, maar Zijn werk in het leven behoudt. Als de Heere werkt, kan niemand dat keren. De waarachtige bekering en terugkeer van de Joden, die hier door zinnebeeldige spreekwijzen verondersteld wordt, is een stof van de hoogste vreugde voor de ziel.
Gods volk houdt gemeenschap met elkaar, zoekt elkaars gezelschap op en wekt elkaar op tot de veelvuldige lof des Heeren. De Kerk zal bijzonder in het laatste der dagen een ongewone vreugde beoefenen als alle beloften aan haar gedaan in Christus ja en amen zullen zijn. Gode tot heerlijkheid, als de laatste oogst van de bekering van Joden en heidenen zal ingezameld zijn en er geen vijanden van de kerk meer zijn. Er zal een eenheid met God zijn over de gehele aarde en de vrede der Kerk groot zal zijn. God zal alles zijn in allen.
Joachimus Mobachius, predikant te ’s-Hertogenbosch
(”De lang gewenste en vast aanstaande bekering van het volk der Joden”, 1746)