Vast gefundeerd
2 Timotheüs 2:19a
„Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen die de Zijne zijn.”
Van eeuwigheid was in de raad des Heeren bepaald en besloten om Zichzelf te verheerlijken in een nieuwe schepping, waarin niet alleen Gods almacht, wijsheid en goedheid, maar ook Zijn rechtvaardigheid en genade zouden uitblinken. Die schepping was des Heeren huis. Zijn gemeente, Zijn kerk, waarvan Hij zegt: „Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte!” (Hooglied 6:9).
Dit huis heeft een vast fundament, zodat het onmogelijk drijven noch zinken kan, want Christus is Zelf het fundament dat God de Vader gelegd heeft (1 Korinthe 3:11). Het is een huis, hoog gebouwd, het Jeruzalem dat boven is, en daarom terecht een stad genaamd. Dit huis, deze stad, de kerk is zo hoog gebouwd dat des Heeren huis is bevestigd op de top van de bergen (Jesaja 2:2). Het gebouw is zo hecht dat de poorten der hel het niet kunnen overweldigen (Mattheüs 16:18). De kerk van Christus is zó vast gebouwd en zó wel samengevoegd dat niet één, zelfs niet het allerkleinste steentje wankelen zal, want het vaste fundament staat, hebbende dit zegel: „De Heere kent degenen die de Zijne zijn” (2 Timotheüs 2:19).
Ds. Pieter Los, predikant te Leiden (”Een oude Pelgrim”, 1910)