Kolken werpen Cornelis opzij
„Die van Knulst hebben in het water gezeten.” De schoolkinderen van het Zeeuwse Sint Annaland keken er niet van op. Die van Knulst zaten altijd op het water. En soms ook erin. „Maar thuis wachtte ons een pak slaag. En, wat veel erger was: een week lang direct na schooltijd naar bed.”
De 75-jarige Cor Knulst, schipper op het 10 meter lange jacht Cornelis, kijkt er nu met meer genoegen op terug. Varen deed hij toen al: in een wastobbe -„die hadden we dichtgemaakt met lappen en pek”-, of op een brede plank. En daarmee ging hij wel eens kopje onder.
„Schippersbloed”, verklaart Knulst zijn liefde voor het water. Grootvader Van ’t Hoff voer 40 jaar als post- en broodbesteller naar de boeren op het eiland Tiengemeten. „Roeien, ’s zomers en in de winter, en ’s winters soms per slee over het ijs.”
De evacuatie van het eiland Tholen bracht het gezin Knulst in 1944 in Nunspeet. Ze keerden niet terug naar Stalland. Knulst ging met een oude kano en een oude zeilboot het IJsselmeer op en bouwde later een motor in een bootje. Op Urk ging hij drie winters naar de Zeevaartschool.
Zijn schepen werden groter, de afstanden die hij aflegde ook. „We gingen eens met een metalen schuitje het IJsselmeer over. Het water was nogal ruig en m’n passagier stond niet zo stevig op zijn benen. Hij bood aan om koffie te zetten, maar rolde ondersteboven. Aan het eind van de tocht zei hij dat hij 92 keer zijn hoofd gestoten had.”
Na zijn pensionering bouwde Knulst drie jaar lang aan een luxe jacht. „Van ’s morgens negen tot ’s avonds elf. Ik heb er maar een maand plezier van gehad.” Door een stuurfout van een passagier schoof het jacht vier jaar geleden dwars voor het cruiseschip IJsselstroom uit Deventer. „Het was een enorme klap en onze boot vloog ondersteboven. We zaten er met vijf oude mensen op. Een van ons verdronk. De andere vier zaten boven op de boot. Het was een wonder dat we het overleefden. Op het cruiseschip stonden ze toe te kijken zonder iets te doen. Gelukkig was de reddingsbrigade van Urk er binnen vijf minuten. Maar als je in het water ligt, duren vijf minuten erg lang.” De boot was total loss. „Een ton schade. Al m’n spaarcentjes in één klap naar de bodem van het IJsselmeer.”
Het varen kon hij niet laten en algauw tikte Knulst een tweedehands barkas op de kop. Daarmee varen we nu over de IJssel. Ondertussen knapperen haringen in de pan. Knulst is soms wekenlang met zijn boot op pad en kookt aan boord zijn eigen pot. „Varen maakt je hongerig.”
Passerende schippers steken hun hand op. „Op het water groet iedereen elkaar. Op de weg niet. Daar zwaaien ze eerder met de vuist. Varen is ook veel rustiger. Geen gejakker.”
Schapen kortwieken het gras op de wal. Bij Olst brengt een kunstwerk naast het pontveer de golfslag in beeld. Regelmatig schuift een diepgeladen vrachtvaarder het water opzij. „In zo’n schip gaat de inhoud van 400 vrachtwagens”, weet Knulst. „Geen wonder dat vervoer over het water het goedkoopst is.”
In Deventer staan monumentale panden langs de IJssel. Autochtoon en allochtoon luieren gebroederlijk op de graskant. Graffitispuiters zijn tot onder de brug afgedaald om reclame te maken voor het CDA. Even verder is er de ruïne van Nijenrode, een gehavende steenklomp. Bij elke krib werpt een draaikolk de Cornelis meters opzij. De schipper geeft fel tegenstuur.
Knulst heeft al veel gereisd: naar Egypte, Engeland, IJsland, Zuid-Afrika, Israël, alle Scandinavische landen en twee keer naar Rusland. „Als monteur was ik eigen baas, dus ik had de tijd aan mezelf. En omdat de zaken goed liepen, kon ik wat van de wereld gaan zien.” Hij ging een week mee met een Urker kotter, en ook een week met de coaster waarop zijn zoon voer, met staal van Luik naar Londen. Tien jaar lang trok Knulst elk jaar een maand naar Canada. Polen krijgt elk jaar een week.
Van zijn 43e tot zijn 71e was Knulst diepzeeduiker. In de Elburgse haven dook hij een dure bril op, hij zocht twee uur tevergeefs naar de portemonnee van een dronken Duitser die overboord gevallen was, en bij een Urker kotter peuterde hij onder water een visnet van de schroef. „Ik schrok enorm toen dat net over me heen viel. Eigenlijk mag je zo’n klus helemaal niet alleen doen. Gelukkig had ik lucht genoeg in de tijd dat ik mezelf loswurmde.”
Na 68 kilometer en achtenhalf uur onafgebroken varen komt Zutphen in zicht, te beginnen met een enorme vuilnisbelt. Boven de stad mondt het Twentekanaal uit in de IJssel. „Is er uitvaart?” wil een schipper op de IJssel weten. Antwoord komt er niet via de marifoon. Geen verkeer van rechts. De schipper kan ongestoord doorstomen.