De acht hielden er onorthodoxe opvattingen op na over het gebed, de islamitische vastenmaand en de jaarlijkse bedevaart naar Mekka.

Twee mannen is drie jaar cel met dwangarbeid opgelegd. De andere zes werden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar. Ze kunnen niet tegen het vonnis in beroep gaan, omdat ze zijn veroordeeld op grond van de wetten op de noodtoestand die sinds 1981 van kracht zijn. Het enige wat ze kunnen doen, is president Mubarak verzoeken het vonnis ongedaan te maken.

„We hebben er spijt van dat we deze ideeën hebben aangehangen”, zei een van de veroordeelden na de uitspraak tegen journalisten. De acht werden er onder meer van beschuldigd de jaarlijkse bedevaart naar Mekka in Saudi-Arabië af te wijzen. Ze zouden geloven dat die pelgrimage kon worden volbracht zonder Egypte te verlaten.

Verder vonden de veroordeelden dat moslims jaarlijks in de maand shaaban in plaats van de maand ramadan moeten vasten. Ook zouden ze sommige overleveringen van de profeet Mohammed niet aanvaarden.

De mensenrechtenorganisatie Amnesty International veroordeelde de rechtszaak als een schending van de godsdienstvrijheid.