Nieuwe privacywet raakt ook kerken
Kerkgenootschappen dienen na te denken over de omgang met persoonsgegevens vanwege de nieuwe privacywet, betoogt mr. drs. Daniëlle Woestenberg.
Op 25 mei is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) in werking getreden. Alle organisaties, bedrijven en verenigingen in de Europese Unie hebben direct met de AVG te maken. Het gegevensbeschermingsrecht raakt op een bijzondere manier kerkgenootschappen. Kerkgenootschappen werken immers net als andere organisaties met persoonsgegevens. Tegelijkertijd zijn kerkgenootschappen anders, zij zijn namelijk een kerk.
De betekenis van het kerk-zijn in de hedendaagse samenleving vraagt om het doordenken van de grondbeginselen van de AVG, om zo te komen tot een passende vertaling van deze principes naar het eigen statuut van elk kerkgenootschap afzonderlijk in Nederland. Interpretaties die beginnen bij het Europees recht.
Het recht op privéleven, waar privacy onder valt, is als fundamenteel recht terug te vinden in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (art. 12) en de Grondwet (art. 10).
De vrijheid van godsdienst is opgenomen in verschillende verdragen. Het bekendste verdrag is het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit basale recht op vrijheid van godsdienst is vertaald in artikel 17 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dit verdrag stelt dat de Unie de status die kerken, religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationaal recht in de lidstaten hebben, eerbiedigt en daaraan geen afbreuk doet.
Inspanningsplicht
De eerbiediging van de inrichting van kerkgenootschappen betekent niet dat kerkgenootschappen geen verantwoordelijkheid dragen op het gebied van gegevensbeschermingsrecht. Kerkgenootschappen hebben wel degelijk de inspanningsplicht om fundamentele privacyrechten van betrokkenen (leden, gasten, bezoekers, bezochten et cetera) te eerbiedigen. Het recht op bescherming van persoonsgegevens heeft volgens de AVG echter geen absolute gelding, maar moet op grond van evenredigheid worden afgewogen tegen andere grondrechten. Daarbij tast de AVG niet de inrichtingsvrijheid van kerkgenootschappen aan.
De Europese wetgever heeft de bijzondere positie die kerkgenootschappen in het recht innemen uitdrukkelijk erkend. De wetgever ziet zich geplaatst voor de continue afweging van het grondrecht op gegevensbescherming en het grondrecht op godsdienstvrijheid dat mede de vrijheid tot inrichting van het kerkgenootschap omvat. Daarom heeft de AVG niet noodzakelijk directe werking op de eigen kerkelijke statuten, maar vormt die een oproep aan kerkgenootschappen om waar mogelijk hun eigen rechtsorde met de AVG in overeenstemming te brengen. Met name het waarborgen van de beschermingsrechten van de privacy (artikelen 12-22) dienen door kerkgenootschappen in overweging te worden genomen.
Barmhartige Samaritaan
Bij een kerkgenootschap willen personen samen een gemeenschap vormen. Dat is essentieel en daarom een gerechtvaardigd belang. Het kerkgenootschap moet daarvoor de persoonsgegevens van zijn leden verwerken. Het basale uitgangspunt van de AVG, die focust op het individu, is daarom ten dele strijdig aan de op gemeenschap gerichte doelstelling van de kerkgenootschappen.
Daarbij dient in acht genomen te worden dat de AVG uitgaat van de kracht en de zelfredzaamheid van het individu, terwijl de kerken zich juist ook inspannen voor en ten behoeve van de zwakkeren in de samenleving. Kerkgenootschappen richten zich op de mensen in de marge van de samenleving; in eigen kring, maar –op theologische grondslagen– ook op mensen daarbuiten. De barmhartige Samaritaan maakt het immers niet uit wie hij helpt. Voor de juiste afweging van de verschillende belangen is een gesprek over interpretatie van de AVG daarom noodzakelijk.
Kenmerkend voor alle kerkelijke gemeenschappen volgens het Burgerlijk Wetboek (artikel 2:2) is dat de leden met elkaar verbonden willen zijn, samen de gemeenschap vormen, deze ook onderhouden én als gemeenschap zorg dragen voor de samenleving. Daarvoor moeten de leden én oud-leden bij het kerkgenootschap bekend zijn en leden elkaar zo nodig kunnen vinden. Dat brengt de noodzaak met zich mee dat enige persoonsgegevens van de leden worden verwerkt door het kerkgenootschap. Dat betekent ook dat activiteiten van leden en oud-leden in rituelen en sacramenten worden erkend en gerespecteerd in hun status (bijvoorbeeld ”gedoopt” of ”gehuwd”) en effect op andere medegelovigen (bijvoorbeeld ”partner” of ”peetouder”). Anders gezegd: een kerkelijke gemeenschap kan niet bestaan zonder dat de mensen bekend zijn, omdat dit het wezen van de kerk raakt. Daarin ligt het gerechtvaardigde belang van ledenregistratie.
Ontheffing
Verder is er de discussie ten aanzien van niet-leden, vanuit de betrokkenheid op de medemens. Dit is een precair maar relevant element voor kerkgenootschappen in de omgang met de samenleving. Zoals een bv een winstdoelstelling heeft, hebben kerkgenootschappen een doelstelling om dienstbaar te zijn aan de samenleving. Denk hierbij aan huisbezoeken aan eenzame ouderen, dak- en thuislozenopvang, ondersteuning van vluchtelingen enzovoort.
Artikel 9 van de AVG biedt de kerken ontheffing van het verbod om bijzondere gegevens met betrekking tot godsdienst te verwerken. Naar aanleiding van deze bepaling zullen kerkgenootschappen enkele belangrijke overwegingen moeten maken.
Gerechtvaardigde activiteiten: Welke activiteiten zijn kenmerkend voor de betreffende kerk? Iedere kerk zal voor zichzelf een uitspraak dienen te doen wat essentieel en daarom gerechtvaardigd is om de eigenheid van de kerkelijke gemeenschap in stand te houden.
Passende waarborgen: De AVG gaat er vanuit dat ondanks het gerechtvaardigd belang, nagedacht zal moeten worden over passende waarborgen die ook tegemoetkomen aan de positie van het individu. Hierbij zou je kunnen denken aan het handhaven van de registratie van sacramenten of rituelen indien een gelovige niet meer als dusdanig gekend wenst te worden, waarbij dan wel op verzoek van de betrokkenen in een kanttekening of door middel van een doorhaling kenbaar gemaakt wordt dat betrokkenen niet meer achter de consequenties van deze gebeurtenis staat. Op deze wijze kunnen leden van een kerk bijvoorbeeld kenbaar maken dat zij zichzelf niet langer als lid beschouwen. Het gedoopt-zijn kan immers niet ‘ongedaan’ gemaakt worden.
Leden of voormalige leden: De reikwijdte van de AVG betreft zowel leden als oud-leden. Logischerwijs dienen de kerkgenootschappen na te denken over de omgang met gegevens bij beide groepen. Welke zaken worden van leden geregistreerd en wie is gerechtigd een deel of alle gegevens in te zien? Hetzelfde zal overwogen moeten worden ten aanzien van oud-leden en gasten. Hierbij kan men denken aan een onderscheid tussen geautomatiseerde ledenadministratie en papieren registratie van sacramenten en rituelen.
Buiten de instantie: De kerken dienen zich ervan bewust te zijn met welke personen en organisaties zij informatie delen. Verstrekking van persoonsgegevens aan derden (van buiten het kerkgenootschap) is niet toegestaan, behalve als de betrokkene in vrijheid en op basis van voldoende informatie toestemming heeft gegeven.
Gedragscode
Het gerechtvaardigd belang van het kerkgenootschap dient afgewogen te worden tegen de privacybelangen van de individuele betrokkenen. In deze afweging is het van belang dat per kerkgenootschap wordt bepaald hoe er met gegevensverwerking wordt omgegaan en dat er vooraf duidelijk wordt gecommuniceerd hierover. Zo weten kerkleden nu en in de toekomst wat ze mogen verwachten als het over hun privacy, de continuïteit van hun geloofsleven van henzelf én hun naasten gaat.
Het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken is met de Autoriteit Persoonsgegevens in gesprek om te komen tot een gedragscode voor kerken met aandacht voor deze vier punten. In de tussentijd is het goed te weten dat de Tweede Kamer heeft uitgesproken onder andere voor kerkgenootschappen uit te gaan van ”hulpvaardige handhaving”. Hierbij geeft de overheid voorlichting en hulp bij interpretatie van de wet richting onder andere kerkgenootschappen, verenigingen en stichtingen.
De auteur is secretaris van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO).