Wat je moet weten over composteren
Composteren is een eenvoudige manier om je eigen groenafval om te zetten in meststof voor de tuin. Een grote tuin heb je er niet voor nodig. „Een vierkante meter is voldoende voor een composthoop”, zegt Anne Marie van Dam. En het kan zelfs in een ton op het balkon, bewijst Ireen Laarakker uit Amsterdam.
„Lucht is essentieel”
Zelf gft- en groenafval composteren heeft een duurzame kant. Maar het is ook gewoon praktisch: het scheelt een hoop gesjouw.
Dr. ir. Anne Marie van Dam (50) uit Leiden is bodemkundige en geeft onder andere workshops composteren aan moestuinders. „Sommigen beginnen eraan uit het oogpunt van duurzaamheid. Je creëert zo immers je eigen kringloop.”
Maar composteren is voor mensen met een tuin ook vooral praktisch. Het scheelt veel gesjouw als je je eigen groenafval op een composthoop of in een compostvat deponeert. Wat je zelf verwerkt, hoef je niet in de vorm van gft-afval aan de straat te zetten. En het levert ook nog wat op, namelijk een plantaardige meststof voor je tuin. Wat betekent dat je minder materiaal van elders hoeft aan te voeren.
Van Dam composteert zelf in een groot vat, met gaten in de bodem. „Ik heb er een van 250 liter. Maar er zijn ook grotere, van 400 of 600 liter.” Dat er gaten in een compostvat zitten, is van groot belang. Want zuurstof is essentieel voor het composteren. Dat geldt trouwens ook voor tuiniers die hun compost op een hoop gooien.
„De lucht moet erdoorheen kunnen. Bij het composteringsproces zijn niet alleen wormen maar ook bacteriën en schimmels betrokken. Die hebben zuurstof nodig om hun werk goed te doen.”
Om het proces een handje te helpen, kun je de inhoud van een hoop of vat zo nu en dan omzetten. Dat brengt ook extra lucht in de compostmassa. Van Dam maakt er zelf niet zo veel werk van. „Ik gooi er alleen afval bij en prik er regelmatig met een stok gaten in. Tegenwoordig gebruik ik daarvoor een compostpook. Aan de onderkant daarvan zit een driehoekje. Als je die pook ronddraait, maak je een holte. Maar voorheen deed ik het met een bezemsteel, dat gaat ook.”
Een andere voorwaarde voor goede compost is een juiste mix van bestanddelen. „Je moet liefst evenveel ‘groen’ als ‘bruin’ materiaal gebruiken. Groen afval is vochtig, heeft weinig structuur en bevat veel voedingsstoffen. Denk aan gft-afval en bijvoorbeeld gras. Bruin afval is droog, heeft veel structuur en weinig voedingsstoffen. Blad, takjes en zaagsel vallen hieronder.”
Gebruik je te veel ‘groen’, dan wordt het mengsel te nat en te zwaar, waardoor de massa inzakt. Te veel ‘bruin’ leidt tot een te droge composthoop. In het groeiseizoen is er vaak van beide voldoende aanwezig, is Van Dams ervaring. „Maar vooral ’s winters is het lastig om de juiste mix te maken, omdat je dan vaak alleen gft-afval hebt. Dat kun je oplossen door onbedrukt karton toe te voegen. Of door wat snoeiafval apart te houden.”
Snoeiafval kan prima op de composthoop of in een compostvat. Maar het moet niet te grof zijn. „Takjes tot 10 centimeter, dat gaat heel goed.” Wie het te veel werk vindt om tuinafval met de hand klein te knippen, kan daarvoor een hakselaar aanschaffen. „Als je een grote tuin hebt, loont dat zeker de moeite”, zegt Van Dam. Of misschien kun je er een lenen, van de buren bijvoorbeeld.
Hoe snel gft-afval, bladeren en koffieprut veranderen in compost hangt af van de omstandigheden. „Het helpt als je alles regelmatig omzet en er zo lucht inbrengt. Ik zou zeggen: op z’n snelst kost het drie maanden en op z’n langst duurt het een jaar.”
De compost is klaar voor gebruik –„rijp”– als het mengsel eruitziet als kruimelige aarde. Al vindt Van Dam het geen probleem als er hier en daar nog een takje of een sprietje zichtbaar is.
Een ton op het balkon
Compost maken: dat kan ook op een balkon. En zonder dat de buren het ruiken.
Composteren is niet gelijk iets wat je associeert met stadswijken met weinig groen. Maar het kan wel en er is ook animo voor, constateert Ireen Laarakker (49). Zij lanceerde een jaar of vier geleden de zogenaamde Balkonton: een compacte staande constructie waarin je op een balkon (of in een kleine stadstuin) zelf je groenafval kunt composteren.
De belangstelling voor zelf composteren gaat volgens Laarakker hand in hand met de wens –in ieder geval bij een deel van de stedelingen– om zelf voedsel te verbouwen. „Denk maar aan het succes van de moestuintjes van Albert Heijn. Composteren en groenten verbouwen zijn voor mensen manieren om een gevoel van controle te houden. Je weet wat je in je compostton hebt gestopt, dus weet je ook waar je planten op groeien.”
Wat volgens haar ook meespeelt, is dat het gft-afval in een aantal binnensteden niet apart wordt ingezameld. Wie het jammer vindt om z’n schillen en klokhuizen bij het restafval te gooien, kan die zaken met behulp van een wormenbak ook zelf verwerken.
Laarakker deed het idee voor haar Balkonton op via internet. „Ik zag op een website een soort zelfbouwplan om hiervoor een installatie te maken. Ik dacht: dat is ook wel wat voor Nederland. Maar dan moet het er wel mooier uitzien.”
De Balkonton, een verticale constructie bestaande uit ringen van kunststof, is eigenlijk een combinatie van composteren en tuinieren ineen. Je gooit er je gft-afval in, de wormen in de ton eten dat op en verwerken het ter plekke tot wormenmest, waarmee de planten die je in de twaalf gaten in de ton kunt poten zich vervolgens weer voeden.
In principe verloopt het composteringsproces in een ton niet anders dan op een hoop of in een vat. „Maar het gaat wel veel sneller. Op een hoop of in een vat vergaat plantaardig materiaal eerst langzaam. Dat kan gaan stinken als er onvoldoende zuurstof of koolstofrijk materiaal wordt toegevoegd. Daarna wordt het verder verwerkt door wormen. In een ton sla je de fase van het vergaan eigenlijk over, omdat de tijgerwormen die erin zitten zich gelijk op het afval storten.”
Composteren in een ton luistert wel nauwer dan op een hoop of in een vat. Het afval moet vooraf klein worden gemaakt. En –als aanvulling op de algemene composteringsregels– je kunt er beter geen resten van uien, knoflook of pepertjes in doen. Daar houden de wormen in de ton niet van.
Het systeem houdt zichzelf in principe in stand. Regelmatig kleingesneden gft-afval en kartonsnippers toevoegen is voldoende om de wormenkringloop in stand te houden. „Ik heb klanten die aan het vierde seizoen van hun Balkonton beginnen”, vertelt Laarakker.
De capaciteit van een Balkonton is wel vrij beperkt, heeft ze ontdekt. „Mensen die veel gft-afval hebben, kunnen beter voor een wormenbak kiezen. Daarvan hebben we er ook verschillende in de aanbieding.”
In principe gaat er niets verloren. Ook het vocht dat onder de ton wordt opgevangen, bewijst nuttige diensten. Laarakker vertelt dat deze „wormenthee” een prima meststof is, bijvoorbeeld voor kamerplanten.
balkonton.nl
Wel of niet op de composthoop
Hoe groter een composthoop of –vat, hoe minder nauw het luistert met de samenstelling. Maar sommige soorten afval kun je beter mijden, adviseert Anne Marie van Dam.
Bananenschillen, groentekontjes, koffiedik, zaagsel, klokhuizen: dat is allemaal prima materiaal om te composteren. „Filterzakjes zijn geen probleem. Koffiepads wel: daar zit kunststof in.”
Wat je zeker niet op een composthoop of in een compostvat moet gooien: gekookt voedsel en bijvoorbeeld vleesafval. „Dat trekt ongedierte aan”, legt Van Dam uit. Ratten en muizen zijn er dol op.
Ook kaaskorsten en gestold vet kun je beter in de gft-bak stoppen. De schimmels, bacteriën en wormen die in een composthoop aan het werk zijn, kunnen er niets mee.
Wie zelf kippen heeft, kan de mest van deze huisdieren prima bij het compost doen. Bij kattenbakkorrels adviseert Van Dam om de verpakking goed te lezen. Als ze composteerbaar zijn, is het geen probleem.
Ze adviseert om zogenaamd composteerbaar plastic –bijvoorbeeld de folie om sommige tijdschriften– maar in de gft-bak te stoppen. „Op een hoop of in een vat composteert dat niet. In een industriële installatie wel. Daarin wordt het veel warmer.”
Het meeste tuinafval is ook prima geschikt om te composteren. Alleen onkruid dat al zaad heeft gevormd en zieke planten –bijvoorbeeld aardappelloof met fytoftora– kun je beter in de gft-bak gooien.
„En pas op met grond. Dat klinkt misschien raar, maar het gaat nog weleens mis als er te veel aarde op een composthoop belandt, bijvoorbeeld door de kluiten van uitgetrokken planten. Grond is zwaar waardoor de hoop inzakt en er minder lucht doorheen kan. En de schimmels, bacteriën en wormen in de compost kunnen er niets mee. Het is ballast waardoor de compostering langzamer gaat.”
De temperatuur in een composthoop is daarvoor een indicatie. „In het midden van mijn vat is het tot 20 graden warmer dan buiten. Als het warmer is, gaat de compostering sneller. Te veel grond –en hetzelfde geldt trouwens voor te veel vocht– remt de opwarming, en vertraagt dus de compostering.”