Tuchtcollege: Familie terechtwijzen is soms een must
Als de zorg voor een terminale oudere complexer wordt en er diverse specialisten bij betrokken raken, vormt de huisarts vaak de spil in het geheel. Hij of zij is dan zogezegd de regisseur, maar wat houdt dat precies in? En wanneer schiet een arts daarin tekort?
1. Geschil
Regisseur en coördinator: ja, dat is de vrouwelijke huisarts zonder meer. Ze is het aanspreekpunt van een hulpbehoevende 70-plusser bij wie een tumor in het mond-keelgebied is vastgesteld, met uitzaaiingen. Na onderzoek is hij naar huis gestuurd met de boodschap: we kunnen niets meer voor u doen. Gelukkig ligt dat iets genuanceerder en kan er nog wel zorg worden geboden; zij het dat deze niet meer is gericht op genezing, maar op het zo veel mogelijk bestrijden van pijn en ongemak.
Al snel blijkt dat de echtgenote minstens zo veel aandacht van de huisarts opeist als de patiënt zelf. Zo eist ze uitleg over de pijnmedicatie die haar man vanuit de pijnpolikliniek krijgt voorgeschreven. Kloppen die recepten wel, en zijn er geen sneller werkende middelen voorhanden? En: kan de arts haar ongenoegen overbrengen aan de instelling?
De huisarts en haar collega met wie zij de praktijk runt, houden hun patiëntgegevens bij in een huisartsenjournaal. Uit voorzorg tekenen ze aan dat het benaderen van de veeleisende echtgenote in het vervolg gepaard moet gaan met behoedzaamheid.
Na de diagnose is de situatie van de patiënt, die heeft aangegeven dat hij tot het laatste toe thuis verzorgd wil worden, drie maanden stabiel. Dan verslechtert zijn gezondheid. Er treedt orgaanfalen op en hij raakt aangewezen op hulpmiddelen, zoals een maagsonde en een blaaskatheter.
Bij de zorg voor de man raken in korte tijd meer partijen betrokken: de thuiszorg voor de sondevoeding en, wanneer er katheterproblemen optreden, het ziekenhuis. Nog weer later raakt de patiënt verward en agressief en komt ook de ouderenpsychiater in beeld.
Meerdere keren past de echtgenote na overleg met de specialisten zelf de dosering van de geneesmiddelen aan, iets wat de huisarts achteraf niet steeds krijgt teruggekoppeld. Al snel komt ze oren en ogen tekort. Ze moet meningsverschillen sussen tussen de thuiszorg en de echtgenote, of de spoedzorg alarmeren. Dat laatste is nodig wanneer er complicaties zijn.
Als de arts signalen krijgt dat de thuissituatie onhoudbaar is geworden, schakelt ze de crisisdienst in, maar een opname in een instelling is niet aan de orde. Wanneer de arts dit oppert, klinkt het gedecideerd: „Dat wil mijn man niet.”
Tweeënhalve maand van balanceren, telefonisch overleggen en reageren op incident na incident gaan voorbij. Dan geeft de echtgenote zich gewonnen. Haar man mag worden overgebracht naar een verpleeghuis, waar hij een week later overlijdt.
2. Oordeel
Schoot de huisarts achteraf bezien verwijtbaar tekort? Ja, meent de weduwe van de overleden patiënt. Ze wijst op de pijnklachten die bleven aanhouden en op de spoedopnamen die af en toe noodzakelijk bleken. Zo had ze zich de laatste maanden niet voorgesteld.
Ook het medisch tuchtcollege betoont zich kritisch. Hamvraag is volgens de tuchtraad niet of de arts zich genoeg heeft ingezet, maar of zij voldoende regie heeft gevoerd.
Nee, stelt de uitspraak resoluut, de handelwijze van de dokter was „defensief.” Op twee concrete momenten had de arts doortastender moeten zijn, namelijk toen bleek dat de echtgenote zelf de medicatiedoseringen bijstelde en toen haar man verward raakte.
Rond de doseringen had zij een grens moeten trekken, meent het college: tot hier en niet verder. Toen de verwardheid toesloeg, had zij volgens de uitspraak nadrukkelijker moeten waarschuwen voor het moment waarop een verpleeghuisopname hoe dan ook noodzakelijk zou blijken te zijn.
3. Reacties
Alleen een vermaning vindt het tuchtcollege niet genoeg; het acht een zakelijke terechtwijzing, namelijk een waarschuwing, geboden. Het is een besluit dat in medische kringen niet onopgemerkt blijft en her en der kritiek oproept.
„Het oordeel komt op mij hard over en weinig realistisch wat betreft de dagelijkse praktijk bij sommige zorgsituaties”, stelt een specialist palliatieve zorg die regelmatig huisartsen adviseert op een artsensite. Een andere collega spreekt zelfs van een bizarre en respectloze veroordeling. „Deze casus schreeuwt mijns inziens om een hoger beroep.”
Hoe dan ook, vaststaat dat het tuchtcollege een belangrijk criterium toevoegt aan de professionele standaard van de arts. Deze moet de bereidwilligheid en de medewerking van naasten, zoals echtgenoten, als het ware afdwingen. Alleen de spil zijn in de palliatieve zorg is niet genoeg. Het optreden van de arts moet, althans volgens dit oordeel, ook proactief en anticiperend zijn.