Geen gave
In de tijd van Nebukadnezar heeft Daniël, een van de gevankelijk weggevoerden van Juda, een droom met zijn uitlegging aan de koning bekendgemaakt. De koning maakte hem daarom groot en stelde hem tot een heerser over het hele land van Babel.Hoe grote diensten deze Daniël ook gedaan mag hebben voor Nebukadnezar, zijn zoon Belsazar schijnt dit alles vergeten te zijn. Want toen het geheimzinnige schrift aan de wand verscheen, liet hij de tovenaars en de waarzeggers komen. Zij konden het schrift echter noch lezen, noch uitleggen. De koningin verwees de koning naar Daniël. Zo werd in het midden van de nood aan Daniël gedacht. De koning luisterde naar die raad van de koningin en liet Daniël voor zich brengen. De man Gods, Daniël, was zich deze zaak welbewust, want hij zei tot de koning: Heb uw gave voor uzelf en uw verering, geef die aan een ander. Nochtans zal ik u de uitlegging bekendmaken. De woorden die u ziet, betekenen: God heeft uw koninkrijk geteld en voleindigd. U bent in de weegschaal gewogen en te licht bevonden.
Daar zat nu de koning Belsazar met zijn duizenden geweldigen in verbaasdheid en verschrikking, met de doodsverf op de wangen aan hun brastafels. De God van Juda had gesproken. Daniël wilde geen geschenken of gunst. Gods eer was meer dan dat.
J. Vechovius, predikant te Tiel (Nodige boetprediking, 1699)