Predikant moet ontvangen talent laten schitteren voor het Koninkrijk
Bekwaamheid tot dienaar van het Woord is geen kwestie van natuurtalent, maar van genadegave die ten dienste aan het Koninkrijk gesteld moet worden, betoogt prof. dr. M. J. Kater.
Een van de aspecten van de bezinning op het predikant-zijn betreft de relatie tussen de roeping tot het ambt en de daarvoor ontvangen gaven. In het onderstaande ga ik eerst in op het begrip roeping. Daarna volgen enkele gedachten over het begrip talenten en enkele wegwijzers.
Dienaren van het Woord oefenen volgens onze gereformeerde traditie niet zonder meer een beroep uit, maar zijn dragers van een ontvangen ambt. Als we onze gedachten laten bepalen door wat het Oude Testament ons aanreikt, dan komen we daar de in opdracht van God gezalfde ambtsdragers tegen. Zalving is een teken van aanstelling (bevoegdheid) en van toerusting (bekwaamheid).
In de kerk spreken we over de roeping tot het ambt; ambt als roeping om te dienen. Het is veelzeggend dat juist het Griekse woord ”diakonia” hét woord is in het Nieuwe Testament om het ambt te karakteriseren. Dit dienen in de kerk is een roeping tot dienen in een christocratie en niet in een democratie. Ambtsdragers zijn geen volksvertegenwoordigers; ze vertegenwoordigen geen partijen of groepen in de kerk. Christus is de enige Herder-Koning van de kerk. In die zorg wil Hij echter gebruikmaken van mensen die namens Hem spreken. Het ambt is een geschenk van de Heere aan Zijn kerk.
Levensleiding
Wat verstaan we onder roeping? Het zou heel interessant zijn eens kennis te nemen van wat diverse curatoria hieronder verstaan en in hoeverre daarin meeklinkt wat met name Calvijn en à Brakel hebben benadrukt over de innerlijke roeping. Aan het woord roeping zijn een aantal belangrijke noties verbonden. Geroepen in de dienst van Christus, geroepen door God, geroepen van binnenuit, geroepen in en door de gemeenschap van de kerk.
Roeping is een dynamisch begrip, maar heeft wel ijkpunten. Het gaat om een duurzaam en blijvend verlangen. Die heb je ‘niet op zak’, ook al ligt de lastbrief in je bureaulade en kan die daarbij zeker functioneel zijn. Het dynamische van de roeping heeft in de tweede plaats te maken met het samengaan van het spreken van God vanuit Zijn Woord en de concrete levensleiding waarin Hij mensen op onze weg plaatst, wegen opent en sluit en zo ook spreekt door Zijn leiding. Daarnaast zou je ook kunnen spreken over een dynamiek wat betreft de concrete invulling van de roeping tot het ambt: van de ene gemeente naar de andere, van gemeentepredikant naar docentschap, zendeling of evangelist.
Roeping is niet vast te stellen aan de hand van vragenlijsten. Er zit in de roeping tot het ambt iets wat je niet in kaart krijgt, evenmin als een praktijkonderzoek naar liefde in het huwelijk het geheim van die liefde zal onthullen.
Schatten
Zoals bekend is het woord ”talenten” ontleend aan de gelijkenis uit Mattheüs 25. Nogal eens is deze gelijkenis gebruikt binnen het onderwijs om leerlingen of gemeenteleden aan te sporen hun talenten te gebruiken. Dat lijkt me een misplaatste uitleg. Op z’n minst gaat het over talenten in het kader van het Koninkrijk, dus de aansporing zou een stimulans moeten zijn om onze talenten te gebruiken ten dienste van dat rijk en niet om zelf uit te blinken.
Maar laten we deze gelijkenis eens toepassen op dienaren van het Woord. In de eerste plaats is het heilzaam om te zien dat de talenten uitgedeeld worden als schatten van het Koninkrijk. Met wat hen is toebetrouwd als schatten van de heer des huizes mogen de dienaren werken. De heer van de slaven geeft dan een hoeveelheid die het best past bij de positie en conditie van deze dienaren: vijf, twee of één. Zonder onderscheid mogen ze aan het werk om winst te maken met wat hun toebetrouwd is. Het gaat dus helemaal niet om hun gaven, maar om de gaven van de koning. Niet hun gaven zijn doorslaggevend, maar hun trouw aan de opdracht van hun heer en de liefde en toewijding die zal blijken uit de ‘winst’.
Waar komt het verlangen naar een loopbaanontwikkeling en meer professionalisering vandaan? Waarom kijken predikanten uit naar ander werk „dat meer bij mij past” of „waarin mijn talenten beter tot z’n recht komen”? Het gaat er ook niet om of onze talenten schitteren, maar of Zijn talenten schitteren door de ‘winst’.
Het woord „bekwaam” dat Paulus gebruikt in 2 Kor. 3:5-6a kan helpen om bij het woord talent geen harde eis maar een genadige gave te horen. „Wie is tot deze dingen bekwaam?”(2 Kor. 2: 16). Wie heeft een teveel aan natuurtalenten die niet geheiligd kunnen worden in de dienst van het Woord? Maar ook: wie heeft te weinig in huis om het vol te kunnen houden? Niet onze begaafdheid. Het gaat om de gaven van de Geest. Bekwaamheid is geen kwestie van natuurtalent, maar van genadegave.
Ruim hart
Hoe kunnen dienaren van het Woord met vreugde werken? Puntsgewijs geef ik enkele wegwijzers.
Allereerst, alleen met een ruim hart houd je het vol (Rom. 12:1-2). Is een van de oorzaken van malaise niet dat we onder de voortdurende druk van de (kerkelijke) cultuur zo beïnvloed worden dat we ”enghartig” worden? Leven naar het ”schema van de wereld” (wereldgelijkvormigheid) dient concreet gemaakt te worden. Het heeft onder andere te maken met (het willen voldoen aan) verwachtingspatronen (van jezelf of van gemeenten) die gekleurd zijn door de hedendaagse leefstijl en cultuur. Als je teleurgesteld raakt in het ambt, hoeveel zit daar niet bij wat meer refereert aan ”dicht bij jezelf blijven” en ”tot je recht komen” dan aan een Bijbelse visie op wat dienen is?
Medicijn tegen vermoeidheid en uitholling van het ambt is de voortdurende vernieuwing van onze mindset als tegendruk voor deze druk van buitenaf. Gods Geest in je laten werken. Komen voor Gods aangezicht om zo weer onder de indruk te komen van „de ontfermingen van God” (uitgeschreven in Rom. 1-10) en op de toonhoogte van de lofzang op de drie-enige God (slot Rom. 11)!
Geestelijk volwassen
De tweede is dat alleen wie geestelijk volwassen is, kan dienen. Geestelijke volwassenheid kenmerkt zich onder andere door stabiliteit én soepelheid. Niet het minst is van belang dat hij eerlijk met zichzelf omgaat in het luisteren naar het Woord. Alleen zo zal hij empathie ontwikkelen met zijn hoorders. Noodzakelijke voorwaarde om dicht bij de mensen te komen, is het vermogen van zelfkennis, zelfreflectie, zelfrelativering; en daar hoort een gezonde dosis zelfspot bij.
De derde is dat alleen als je dingen niet doet, je de dingen kunt doen die het eigenlijke werk zijn van dienaar van het Woord. Een dienaar van het Woord heeft kerntaken. Daarbij noem ik allereerst de prediking. De exegese van een tekst mag geen uit commentaren bij elkaar geraapte exegese zijn. Het gaat niet om rapen, maar om rijpen. Dat vraagt dat de prediker dingen niet doet. Kerkenraden zouden er goed aan doen hier prioriteiten te stellen en hun voorganger duidelijk dienen te maken dat ze hem een aantal dagen (minstens twee) niet in de gemeente (of buiten de gemeente) verwachten, maar op zijn studeerkamer met en voor de gemeente. Daarnaast zou het dienstbaar zijn wanneer predikanten elkaar in een bepaalde kring regelmatig ontmoeten voor een preekbespreking of gezamenlijk gesprek over een te houden preek. En gelukkig bestaan dergelijke preekkringen in ons land.
Het ergste wat een predikant overkomen kan, is vergeten wie hij in Christus is. Het een na ergste is die leegte vervullen met wat hij doet als predikant. Over roeping en talenten: „Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht” (2 Kor. 12:9). Alleen zo zal het gaan! Dát geeft ontspanning in de hoogspanning.
De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de TUA. Dit artikel is gebaseerd op een lezing die hij hield op de conferentie ”Met vreugde en zegen” van het Amersfoort Beraad op 13 april.