VN willen toegang tot Ghouta en Afrin
De Verenigde Naties hebben dinsdag volledige toegang gevraagd tot burgers die in en buiten de Syrische regio Oost-Ghouta hulp nodig hebben. De afgelopen dagen zijn 50.000 mensen het belegerde gebied ontvlucht. Nog eens 104.000 mensen zijn van huis verdreven door de gevechten in de noordelijke plaats Afrin. „Deze mensen zijn met niets vertrokken en ze hebben alles nodig, van kleding tot onderdak”, zei een woordvoerder van de vluchtelingenorganisatie UNHCR.
70 procent van de 50.000 mensen die uit Oost-Ghouta zijn geëvacueerd zijn vrouwen en kinderen. Veel kinderen hebben last van diarree en ademhalingsproblemen, schurft en luizen, waarschuwde UNICEF. Het kinderfonds schat dat er nog 100.000 mensen in Afrin zitten, van wie de helft kinderen zijn.
Eenzelfde aantal is volgens het Internationale Rode Kruis gevlucht uit Tal Rifat, Zahraa en Nubul. Velen konden niet meer meenemen dat de kleren die ze aan hadden. De hulporganisatie heeft dinsdag een konvooi met goederen naar Tall Rifat gestuurd. In veertien vrachtwagens werden onder meer kleding, dekens, keukenmateriaal, hygiënepakketten, lampen, emmers en water gebracht.
Eerder werden ook al spullen afgeleverd in Zahraa en het nabijgelegen Nubul. Niettemin is er een tekort aan van alles in de streek. Het Rode Kruis hoopt de komende dagen onder meer medicijnen en voedsel te kunnen brengen. Ook in Afrin is de nood hoog.