„Scheuren in Groninger kerken zijn sluipmoordenaars”
Vijftig kerken van de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK) hebben de afgelopen jaren schade opgelopen door aardbevingen. De stichting wil niet alleen herstel van de kerkgebouwen, maar ook compensatie. De overheid en de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) moeten ook door steun aan monumentale kerken iets extra’s doen voor de bevolking van de getroffen dorpen, vindt bouwkundige Jur Bekooy.
Het zonnetje schijnt, een laagje ijs bedekt het water. De omgeploegde akkers tonen de rijkdom van Groningen. Even verderop staat een gasstation, waaruit leidingen lopen naar de rijkdom ónder de grond. Daar zijn de Groningers minder blij mee. De afgelopen jaren vonden regelmatig aardbevingen plaats als gevolg van aardgaswinning.
De laatste grote aardbeving dateert van januari. De beving bij Zeerijp, op 8 januari, had een kracht van 3,4 op de schaal van Richter. Het was daarmee de op een na zwaarste aardbeving in Groningen. De zwaarste was die op 16 augustus 2012 bij Huizinge, met een kracht van 3,6. Andere zware schokken deden zich voor in Hellum (2015), Leermens (2014), Garrelsweer (2013) en Zandeweer (2013).
Al deze plaatsen liggen in de omgeving van Loppersum. Lichtere trillingen zijn in dit gebied aan de orde van de dag. De bevingen bezorgen veel Groningers een gevoel van onveiligheid.
Door de bevingen zijn ook historische kerken getroffen. Een groot aantal van deze kerken is niet meer in gebruik voor de eredienst. Ze zijn in eigendom van de Stichting Oude Groninger Kerken, die zich inzet voor de restauratie, het beheer en het hergebruik van monumentale kerken, hun orgels en kerkhoven.
Schoorsteen
Je ziet weinig van de gevolgen van de aardbevingen. Ook niet in Loppersum, totdat iemand het je duidelijk maakt. Jur Bekooy wijst naar de schoorstenen van de huizen. „Daar is de schoorsteen weg om plaats te maken voor een nieuwe. Bij het volgende huis zie je al een nieuwe schoorsteen. En daar, en daar.”
Er worden ‘lichte’ schoorstenen geplaatst uit angst dat ze bij een volgende aardbeving van het dak rollen en huis vernielen, aldus de bouwkundig expert van Stichting Oude Groninger Kerken.
Zo lijkt het op het eerste gezicht alsof er niets aan de hand is met de historische kerken in de dorpen in het aardbevingsgebied. De Felicitaskerk of Kloosterkerk in Thesinge, een dorp ten zuiden van Loppersum, is een overblijfsel van een oude abdijkerk uit 1250. Het kerkgebouw, met kleine hoge ramen en oude stenen, heeft de eeuwen getrotseerd en lijkt onaantastbaar. Niets is minder waar.
De kerk, al jaren niet meer in gebruik voor de eredienst, is eigendom van SOGK. Pluc Plaatsman, lid van de plaatselijke beheerscommissie, opent de deur van de kerk. Binnen is op het eerste gezicht niets bijzonders te zien. Plaatsman loopt naar de muur en wijst trefzeker de scheuren in de witte kalk aan. Ze zijn allemaal ontstaan door vroegere aardbevingen en vergroot door de beving in Zeerijp in januari van dit jaar.
De meest opvallende scheur is die bij het wijdingskruis, een oude middeleeuwse inscriptie die onder de witte kalklaag vandaan is gehaald. Je voelt de wind door de scheur komen.
Plaatsman gaat naar buiten en wijst naar een plek in de buitenmuur, met een scheur op dezelfde plaats. „Die gaat dwars door de buiten- en binnenmuur heen”, zegt hij.
Hij vertelt dat de commissie er alles aan doet om de kerk toegankelijk te houden voor het hele dorp. „De kerk is van het dorp. We organiseren concerten en zangavonden. Ook voor rouw- en trouwdiensten is de kerk beschikbaar. De kerk is het middelpunt van het dorp; het gebouw moet wel blijven bestaan.”
Een nog duidelijker voorbeeld van aardbevingsschade toont de vrijstaande toren bij de Jacobuskerk in Zeerijp, even ten noorden van Loppersum. Deze kerk wordt door Bekooy de „boerenkathedraal van Zeerijp” genoemd. Ze is nog in gebruik voor de eredienst. Opvallend zijn de vele grote rouwborden en de herenbanken. Het interieur, met rode bakstenen muren, is in oude luister hersteld.
Bekooy wijst de scheuren aan. Een ervan begint net boven een raam en gaat al kronkelend omhoog. Op sommige plaatsen loopt de scheur niet alleen via de voegen, maar dwars door de rode bakstenen heen.
Bij de toren is de schade nog duidelijker. Aan de buitenkant is een meterslange scheur te zien, die grillig omhoog loopt. Die is ook aan de binnenkant zichtbaar. „Dit is heel ernstig”, zegt Bekooy. „Hier moet iets aan gebeuren.”
Viltstift
Op het kantoor van de SOGK aan de Coehoornsingel in Groningen spreidt Bekooy een grote kaart uit met daarop alle kerken die bij de stichting in eigendom zijn. Daarvan staan er zestig in het aardbevingsgebied op het Hogeland. Bij vijftig ervan staat een kruis, aangebracht met viltstift: die kerken hebben schade opgelopen.
„Tijdens de aardbeving van 2012 bij Huizinge kwamen de eerste schademeldingen van kerken binnen”, zegt Bekooy. „De eerste kerk met schade was die te Eenum. In totaal ging het toen om dertig kerken met schade. Die schade was niet altijd spectaculair. Ik noem het blauwe plekken: kleine scheuren die langzaam groter worden, net zoals dat bij de kerk in Thesinge het geval is. Maar er moet wel wat aan gedaan worden, anders worden het sluipmoordenaars.”
De bouwkundige vindt het belangrijk dat de kerkgebouwen hersteld worden maar hij zet kwaliteit vóór snelheid. „Men wilde aanvankelijk de muren verstevigen met ijzer en staal. Dat was geen goed idee, omdat dan elders scheuren kunnen ontstaan. Kerkmuren zijn relatief zacht doordat ze gebouwd zijn met kalkmortel en zachte stenen. Ze moeten door specialisten gerestaureerd worden. Dat gebeurt door het injecteren van minerale mortels onder lichte druk. In het geval van Thesinge zal het nodig zijn om een deel van de buitenmuur steen voor steen weg te nemen. Herstel van eeuwenoude kerkgebouwen moet goed gebeuren; dat is een voorwaarde.”
Moeizaam
Dat had heel wat voeten in de aarde. Bekooy voerde gesprekken met de NAM en het Centrum Veilig Wonen (CVW). Die verliepen soms moeizaam, zoals de discussie over de schade aan de kerk van Usquert. Daar viel een sierlijst naar beneden, precies op de kansel. Er was schade aan de lijst, de kansel en de kanselbijbel. Bekooy vroeg een offerte aan bij een meubelmaker. De man wilde de schade voor 2300 euro herstellen. Het CVW wilde het werk door een aannemer laten uitvoeren, die het voor 600 euro minder kon doen. „Daarmee ben ik niet akkoord gegaan. Uiteindelijk is die 600 euro erbij gekomen. Het vervelende was dat het vertrouwen ontbrak. Zo ging het niet één keer, maar telkens weer.”
Het was het moeilijkst om schade-experts te overtuigen. Bekooy: „We willen een goede oplossing voor deze historische gebouwen. Als er zich bijvoorbeeld muurschilderingen onder een kalklaag met een scheur bevinden, kun je niet zomaar beginnen met het herstel van de kalklaag. De muurschilderingen mogen niet beschadigd worden. Dan moet je wel weten waar ze zijn. Deze vraag speelde bijvoorbeeld in de kerk te Uithuizen.”
Uiteindelijk is er een regeling met de NAM getroffen voor het herstel van een groot aantal getroffen kerken. „We zijn er altijd uitgekomen”, zegt Bekooy. „Er is een jaarprogramma opgesteld. Inmiddels zijn twintig kerken hersteld. Dit jaar staat het herstel van vijftien kerken op het programma. Het gaat daarbij om bedragen van enkele duizenden euro’s tot enkele honderdduizenden euro’s per kerk.”
Compensatie
Bekooy heeft ook nog een wens. „Schadeherstel is noodzakelijk, maar we vragen ook om compensatie. We willen doorgaan met het herbestemmen van ons historisch erfgoed, zodat een dorp of regio iets met de kerk kan doen. Kerken moeten een maatschappelijke functie krijgen. Dat komt de leefbaarheid, de sociale cohesie en de kwaliteit van het gebied ten goede. Monumentale kerkgebouwen zijn essentieel voor de identiteit van de dorpen en het omliggende gebied.”
Bekooy wordt enthousiast als hij over de mogelijkheden van kerkgebouwen spreekt. „We hebben momenteel een programma voor zeven kerken die een multifunctionele bestemming krijgen. Een ervan is de dertiende-eeuwse kerk te Obergum. Die willen we tot de ‘huiskamer’ van het dorp maken, onder meer door de realisatie van horeca. Deze kerk ligt aan het Pieterpad en is daarom heel geschikt.”
Een ander gebouw is Irene, een bijgebouw van de kerk te Ulrum, de plaats waar de Afscheiding begon. „We willen hier een uitbouw realiseren, met zicht op de historische dertiende-eeuwse kerk.”
De stichting heeft hiervoor het geld niet op de plank liggen. Bekooy hoopt op rijksbijdragen. „De steun van de provincie Groningen hebben we al. Ik heb er goede hoop op dat we ook die van het Rijk krijgen. Vroeger kwam alleen de minister van Economische Zaken naar dit gebied, nu komen ook andere ministers langs. Men beseft de urgentie. Geld voor erfgoed komt de hele bevolking ten goede. Nu kan men bewijzen dat men meent wat men zegt.”
Jur Bekooy
Jur Bekooy werd in 1959 in Leiden geboren. Hij volgde enkele bouwkundige opleidingen. Vanaf 1985 is Bekooy in dienst bij de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK). Hij houdt zich bezig met onderhoud, restauratie en herbestemming van kerken. Een van de projecten waarbij hij betrokken was, is het project Landmerken. Daarbij kreeg een aantal kerktorens langs de Groningse Waddenkust de functie van uitkijktoren.
Bekooy neemt de schade op die de aardbevingen in Groningen hebben veroorzaakt. Hij kijkt naar het benodigde herstel van kerkgebouwen en onderhandelt daarover met diverse partijen. Zijn devies is dat er naast herstel ook compensatie nodig is.
Stichting Oude Groninger Kerken wil de historische kerkgebouwen in de provincie Groningen in stand houden en de belangstelling hiervoor versterken. De stichting bezit op dit moment 88 kerken. Het aantal kerken dat in eigendom is, neemt jaarlijks toe. Vorig jaar kwamen er twee kerken bij: die van Harkstede en van Meedhuizen.