Presbyteriaanse William Cowper (1568-1619) werd episcopale bisschop
De Schotse predikant William Cowper (1568-1619) viel in ongenade bij collega-predikanten die de herinvoering van het bisschopsambt in de Schotse Kerk verfoeiden. Hoewel hij mét hen voor het vasthouden van de presbyteriaanse kerkorde had gestreden, nam hij een benoeming tot bisschop toch aan.
In de Republiek van de Lage Landen vond men het geen probleem dat Cowper bisschop was geworden. Ds. Johannes Lamotius (ca. 1570-1627) vertaalde diverse van zijn geschriften, die voor een groot deel getekend zijn door het bevindelijke leven met God. Cowper werd in ons land zo populair dat er meerdere herdrukken van zijn vertaalde geschriften van de pers rolden.
Dit jaar is het 450 jaar geleden dat Cowper werd geboren.
Invloed
Na zijn studie aan de universiteit van St. Andrews werd Cowper predikant in de Schotse Kerk. In 1595 nam hij een beroep aan naar de Schotse stad Perth, waar hij met veel zegen arbeidde. In 1612 werd hij benoemd tot bisschop van Galloway, een regio in het zuiden van het land.
Het was koning Jacobus VI gelukt om aan het einde van de zestiende eeuw de kerk het episcopale bestuur op te leggen. Zo zwakte hij het gezag van de meerdere vergaderingen af. Op deze manier wilde Jacobus zelf meer invloed hebben op het kerkelijke bestuur.
Predikanten die hiertegen protesteerden, werden verbannen. Cowper protesteerde aanvankelijk ook tegen de koninklijke maatregelen, maar toen hij zelf tot bisschop werd aangesteld, probeerde hij in deze nieuwe functie mee te werken aan de verdere reformatie van zijn bisdom. Hij dwong daarbij respect af bij de bevolking. Zijn vrome levenswandel was opvallend. Nog is de Cowper Cairn, een heuvel in Galloway, bekend als de plaats waar hij bad en mediteerde.
Opwekking
De kracht van Cowpers bediening lag in zijn godzalige levenswandel. Hij heeft een autobiografisch verslag nagelaten waarin zijn geestelijk leven naar voren komt. Hij beschrijft daarin bijzondere geestelijke ervaringen tijdens zijn bediening in Perth.
Omstreeks 1600 maakte hij daar een opwekking mee. Tijdens gebedssamenkomsten op doordeweekse dagen zag hij beroering onder het volk. Hij merkte tranen, zuchten en roepen tot God op. De mensen hadden honger naar het Woord van God. De avondmaalsbediening werd voorafgegaan door een voorbereidingsdienst op zaterdag en gevolgd door een dankdienst op maandag.
Tijdens vastentijden die door de algemene synode waren vastgesteld, hield Cowper extra diensten. Het voorgaan onder het volk van Perth was hem tot grote vreugde. Hij merkt hierover op: „Mijn getuige is in de hemel, dat de liefde van Jezus en van Zijn volk mij met genoegen deed voortgaan met preken en dat ik nergens anders zo’n vreugde in vind als in dit werk.” Wel geeft hij aan een tijdlang een zware geestelijke strijd doorstaan te hebben. Deze liep uit in een „onuitsprekelijke vreugde” door een diepe ervaring van de gemeenschap met Christus.
Stichtende geschriften
De geschriften van Cowper vonden in de Engelstalige wereld gretig aftrek. In de Nederlanden deden de vertalingen van Lamotius het goed; hij introduceerde overigens niet alleen Cowper in ons land, maar vertaalde ook vroomheidsgeschriften van Engelse puriteinen. Na het overlijden van Lamotius maakte ds. Gillis van Breen (1585-1662) Lamotius’ vertaling van Cowpers verklaring van het boek Openbaring af. Van Breen geeft daarin aan dat reeds verschenen uitgaven van Cowpers werken „met seer groot vermaeck ende stichtinghe van alle vrome ende verstandighe luyden ghelesen worden.”
Prof. W. J. op ’t Hof merkt bij een bespreking van een meditatief geschrift van Cowper op dat er „een mystieke gloed” merkbaar is als hij „zich tot zijn eigen ziel richt.” Dit is een gezonde mystiek die gevoed wordt door het Woord van God. Cowper is een vertegenwoordiger van het gereformeerde piëtisme dat in zijn tijd in opkomst was. Het Woord van God blijft te allen tijde zijn richtsnoer; zijn boeken zijn doorspekt met aanhalingen uit de Schrift.
Hoewel Cowper veel ruimte geeft voor de innerlijke oefeningen van de ziel, vormen deze volgens hem niet de grond van het heil. Het gaat om het werk van Christus, zoals Hij Zich in het Woord openbaart. Maar het is wel nodig dat de Zaligmaker door de werking van de Heilige Geest in het hart wordt geopenbaard. Prof. Op ’t Hof spreekt in dit verband van een paradox: „Enerzijds wordt de ziel gemaand de grond van de zaligheid en van de geestelijke vrede en vreugde niet in zichzelf, in haar heiligheid of gesteldheden te zoeken, maar enkel en alleen buiten haarzelf in de persoon en het werk van de Zaligmaker van zondaren. Anderzijds wordt de ziel gewezen op de vaak gevoelige werkingen van de Heilige Geest in haar als zijnde onbedrieglijke tekenen van Gods genade.”
Volbloed calvinist
Deze paradox is de rode draad die door de geschriften van Cowper heen loopt. En daarbij is hij een volbloed calvinist die aan het einde van zijn leven, toen de Dordtse Synode vergaderde, zeker met instemming kennis zal hebben genomen van de besluiten van dit eerwaardige gezelschap.
Maar voordat deze besluiten van kracht werden, overleed Cowper op 15 februari 1619. Op zijn sterfdag was deze oecumenische synode, die ook door koning Jacobus werd gesteund, nog in volle gang.
Persoonlijke confessie
„Ja, in de uiterste nood van verschrikking en angst in mijn geest, toen ik ten einde raad was en ik geen ander uitzicht had dan mijn eigen ondergang, begon plotseling, als in een oogwenk, het heldere licht van het aangezicht van God te schijnen. Hij verkondigde vrede en bevestigde dit met onovertroffen redenen. O, wat een verandering in een ogenblik! De onwetende ziel die zich aan de rand van de afgrond bevond en niet anders had te verwachten dan daarin verzwolgen te worden, werd in een ogenblik als tot in de hemel opgeheven om gemeenschap te hebben met God in Christus. Van die dag af werd mijn ziel niet meer verschrikt met zulke ontzettende angsten. Deze bevestiging ontving ik op een zaterdagmorgen. Toen bevond ik de kracht van de godsdienst, de vastigheid van het Woord van God. Toen werd ik aangeraakt met zulk een levendig gevoel van de kracht van de Godheid om Zich in genade in Christus met de mens, ja met mij, te verzoenen. Ik geloof dat ik dit nooit meer zal vergeten. Glorie, glorie, glorie voor de vreugdevolle verlossing van mijn ziel en eeuwigdurende bevrijding van al mijn tegenstanders.”
(Uit: William Cowper, ”The life and death of the Reverend Father, and faithful servant of God, Mr. William Cowper, Bishop of Galloway, who departed this life at Edenburgh, the 15 of February 1619”)