Kerk & religie

Voorbeeld van Job

Job 1:1a

5 February 2018 08:13Gewijzigd op 16 November 2020 12:33

„Er was een man in het land Uz, zijn naam was Job; en dezelve man was oprecht en vroom.”

Job was in dat opzicht rechtvaardig, omdat hij in alle opzichten in balans was. Hij bewaakte die rechtvaardige balans niet alleen in zijn rijkdommen, maar ook in alle andere zaken, waarbij hij nergens de maat te buiten ging. Niemand zou kunnen zeggen dat hij, omdat hij in zijn rijkdom alles op juiste waarde wist te schatten, in zijn omgang met de naaste de maat te buiten ging, omdat hij pochte en geneigd was om een ander te verachten. Immers, ook dat probeerde hij met veel zorg te vermijden.

Daarom zei hij ook: „Als ik een rechtszaak van een dienaar of dienares van mij gering geacht heb, laat er dan worden geoordeeld tegen mij” (Job 31:13). „Ik ben toch –naar ik hoop– niet geworden zoals zijzelf zijn geworden? Is dat niet een zeer groot onrecht: hoogmoedig en trots zijn?”

Zoals wij immers iemand die de dingen van een ander wil afpakken omdat hij niet tevreden is met zijn eigen bezittingen „hebzuchtig” noemen, zo noemen we ook iemand „verwaand” als hij van zijn naaste in eer meer terugeist dan wat deze aan hem verschuldigd is. Wanneer iemand zich met alle mogelijke eer bekleedt, zal hij een ander daarmee onteren. Dit gebeurt alleen op grond van onrecht. God heeft immers zowel u als hem geschapen. Alles wat voor u gemeengoed is, heeft Hij ook in gelijke mate aan de ander gegeven.

Johannes Chrysostomus, priester te Antiochië (”Homiliën”, circa 390)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer