Zandee: Voeten van doden staken onder zeil uit
Nel Zandee-Kik (87) uit Middelburg zag in februari 1953 als 20-jarige in Rotterdam-Zuid de hulpverlening aan de evacués vanwege de watersnood op gang komen. „Met mijn vader en twee jongere broers –mijn moeder is op mijn 18e overleden– woonde ik in de Groepstraat, met uitzicht op de kerk van de gereformeerde gemeente aan het Mijnsherenplein, waar wij kerkten. Mijn verloofde, Leendert Keijzer, had als een van de weinige gemeenteleden een auto, een grote Mercedes. Daarmee haalde hij mensen uit de Ahoyhallen op die ook bij de Gereformeerde Gemeenten behoorden.”
Bij het huisvesten van mensen uit de door de watersnood getroffen gebieden bij Rotterdammers werd er naar de kerkelijke ligging gekeken. Mevrouw Zandee: „Bij de aanvoer werd daar niet op gelet, rooms, hervormd, Gereformeerde Gemeenten, alles zat door elkaar. Maar bij het inkwartieren van de evacués werden ze naar kerk ingedeeld. Mijn verloofde haalde mensen van de Gereformeerde Gemeenten op en bracht hen naar de kerk aan het Mijnsherenplein. Daar kregen ze kleding uit de voorraad die op de galerij van de kerk lag.”
Nel Kik werkte mee bij de uitdeling. „Ik herinner me een oud echtpaar uit Bruinisse, Koosje en Aai. De man had slechts één bundeltje met zijn bezittingen kunnen redden. Toen ik dat bij het uitstappen van hem aanpakte, huilde hij: „We hebben bijna niets meer en nu pakken ze dat ook nog af.”” Toen hij het pakket terug had en schoenen kreeg, was de altijd op klompen lopende Aai opnieuw ontroerd: „Nu heb ik voor het eerst schoenen aan.”
De familie Kik kon niet meedoen aan het huisvesten van de evacués. „Daar hadden we geen ruimte voor in onze kleine arbeiderswoning. Eén nacht heeft een jonge vrouw bij mij in het eenpersoonsbed geslapen. De volgende dag ging ze weer weg.”
Zand scheppen
Haar tweede echtgenoot, Jan Zandee (85), maakte de watersnood in zijn woonplaats Scherpenisse mee, op het eiland Tholen. „Toen ik die zondagavond van mijn verloofde wegging, stond de haven al half onder water. Terwijl het eb was! Scherpenisse bleef tijdens de ramp gespaard. Wat mij het meest is bijgebleven, is dat ik na de ramp zand uit de slagerij van m’n zwager aan het scheppen was. Toen kwam een wagen voorbij met zo’n 20, 25 doden uit het rampdorp Stavenisse. Over hen lag een zeil, maar hun voeten staken er nog uit: blote voeten, voeten met –soms dure– sokken aan, voeten met schoenen en een enkele met een klomp. Dat deed me veel. Toch gingen we gewoon door. Nadat ik had geholpen bij de ramp, ging ik terug naar m’n kweekschool in Middelburg. De directeur schrok enorm: hij dacht dat ik was verdronken. Het nieuws over de vele doden uit Stavenisse was doorgekomen, maar voor een buitenstaander klinkt Stavenisse en Scherpenisse hetzelfde.”