„De storm liep recht op onze kust af”
Bezorgd buigen de dienstdoende meteorologen van het KNMI in De Bilt zich over de weerkaarten. Die zien er die zaterdagavond 31 januari 1953 onheilspellend uit. Deuren en ramen staan te klapperen; de storm giert rond de huizen en het lijkt erop dat het nog veel erger zal worden.
De weermannen zien de storm al op vrijdagavond aankomen. „Vrijdag ontwikkelde zich achter een depressie ten zuiden van IJsland een stormveld, dat zaterdag pal ten noorden van Schotland krankzinnige windsnelheden veroorzaakte”, vertelt de toen dienstdoende meteoroloog K. R. Postma in het boek ”De ramp. Een reconstructie” (1992) van journalist Kees Slager. Schotland krijgt te maken met een van de zwaarste orkanen uit zijn geschiedenis; windstoten vellen miljoenen bomen. „Je kunt dus zeker niet zeggen dat Nederland erdoor overvallen is.”
Het centrum van de orkaan verschuift langzaam naar Noord-Duitsland. Postma: „Die stormdepressie zakte af naar de Duitse Bocht en volgde een koers die voor ons desastreus was. De wind draaide toen op de noordelijke Noordzee naar het noordnoordwesten. Dat betekende dat er een stormveld van circa duizend kilometer lengte, precies over het water, recht op onze kust afliep.”
Die zaterdagochtend waarschuwt de Stormvloedseindienst van het KNMI al om 9.30 uur voor storm. Daar blijft het niet bij. Om 17.00 uur luidt het weerbericht op de radio dat er een zware noordwesterstorm in aantocht is. En dat kan gevaarlijk worden; om 11.00 uur had de dienst al een waarschuwing uitgegeven voor „flink hoog water voor Rotterdam, Willemstad, Bergen op Zoom en Gorinchem.”
Postma voorspelt om 12.00 uur dat het fout zal gaan. „Ik dacht aan een zeer zware storm, die veel schade en ellende van afgewaaide daken en afgeknapte bomen zou veroorzaken.” De mogelijkheid van een watersnood komt niet bij hem op. „Ik wist niets van de sterkte of zwakte van zeedijken.”
Orkaankracht
In de namiddag lost H. Bijvoet zijn collega af op de weerkamer. De Stormvloedseindienst doet om 17.45 uur een waarschuwingstelegram de deur uit naar de dertig abonnees. Dat had de overheden in actie moeten brengen. Postma: „Een telegram was immers in geen jaren uitgegaan.”
Er gebeurt echter nauwelijks iets. Zelfs Rijkswaterstaat doet niets met het bericht dat in viervoud binnenkomt. Veel waterschappen en gemeenten hebben niet eens een abonnement op de stormvloedwaarschuwingen. Hun adressen en telefoonnummers zijn daardoor niet bekend bij de Stormvloedseindienst.
De onheilspellende nieuwsuitzending van 18.00 uur bereikt meer mensen: de meteorologen waarschuwen voor „zware storm” in combinatie met „gevaarlijk hoogwater.” Het liefst had Bijvoet de term „zeer gevaarlijk hoogwater” gebruikt, maar die bestaat nog niet, schrijft weerman Jan Buisman in zijn boek ”Extreem weer!”.
Waterschappen besluiten die avond uit voorzorg duikers en spuisluizen dicht te draaien. Maar sommige zitten zo vastgeroest dat er totaal geen beweging in te krijgen is. Ze laten die vaak voor wat ze zijn. Deze sluizen zullen allemaal zout water doorlaten naar een nog droge polder, schrijft Slager in zijn boek.
Orkaankracht
De storm is dan al aangewakkerd tot een uurgemiddelde van windkracht 10. Uitzonderlijk is dat niet. Maar wat de weermannen wel zorgen baren, zijn de richting en de enorme omvang van de storm. In het zuidwesten waait het al twintig uur achtereen windkracht 9 of meer. De wind bereikt orkaankracht. Lichtschepen op de Noordzee meten om 21.00 uur windkracht 11 tot 12. Windstoten lopen op tot 135 km/h.
Rond Zeeland bereikte de storm om 22.00 uur zijn hoogtepunt. Maar het water loopt tweeënhalf uur achter op de wind. Vlissingen krijgt daardoor kort na middernacht de hoogste opstuwing van het zeewater te verwerken. Het is kort na volle maan en dus ook nog eens springtij.
Uit berekeningen volgt dat de waterstand in Vlissingen zou oplopen tot 3,10 meter boven NAP. Maar die cijfers worden achterhaald door de feiten. De waterstand loopt er om 3.24 uur op tot 4,55 meter boven NAP. Voor Hoek van Holland beloopt het verschil met de officiële berekeningen zelfs 3 meter.
Berichten komen binnen van de Engelse veerboot Princess Victoria die op de Ierse zee vergaat; 133 mensen verdrinken.
Onmacht
Postma vertrouwt het niet. De volgende ochtend om 4.00 uur moet hij weer paraat zijn, maar al voor 23.30 uur stapt hij de weerkamer binnen om collega Bijvoet te vervangen. „Ik heb hem afgelost om de storm verder te bewaken. Veel meer kon ik niet doen, want het laatste radiobulletin was om 23.00 uur uitgezonden.”
Gewoonlijk klinkt om 0.00 uur middernacht het Wilhelmus en dan stoppen de radiozenders Hilversum 1 en 2 ermee. De telefooncentrales sluiten ook. Nederland gaat slapen.
Nog voor het middernachtelijk uur probeert Postma de radio bij hoge uitzondering toch in de lucht te houden. „Mijn pogingen liepen dood omdat niemand de verantwoordelijkheid aandurfde om een zender open te laten staan. Ik kon ook zo gauw geen mannetje meer vinden die de verantwoording wel op zich durfde nemen.”
Postma en zijn collega voorzien in de nacht van zaterdag op zondag dat de enorme „waterberg” die in aantocht is voor grote problemen zal zorgen in het zuidelijk deel van de trechtervormige Noordzee. „Wij zagen dat de situatie zo ernstig was, dat we alles moesten doen om mensen te waarschuwen. Die mogelijkheid werd ons die nacht ontnomen en dat gaf in de weerkamer een ontzettend gevoel van onmacht.” En de rest van Nederland hoort daardoor pas op zondagmorgen om 8.00 uur wat er gaande is in de zuidwestelijke delta.
Een ander probleem voor de weermannen van de Stormvloedseindienst is de routineafspraak dat pas na het eerste hoogwater de volgende waarschuwing mag uitgaan. Volgens de regels mogen ze niet eens waarschuwen voor de nachtelijke stormvloed.
Zo komt het dat honderdduizenden mensen in Zuidwest-Nederland ondanks de ernst van de situatie toch door het water zijn verrast.
Strandwandelaars
Die zondagochtend kijken vroege strandwandelaars hun ogen uit. Het lijkt alsof er een oorlog heeft gewoed rond de boulevard van Scheveningen. Hij is onbegaanbaar en de betonnen borstwering voor het seinhuis is verwoest. Bij Ouddorp, Kijkduin en ’s-Gravenzande is er 25 tot 30 meter van de kust afgeslagen.
In het zuidwesten van Nederland voltrekt zich een ramp. Op negentig plaatsen zijn tussen 4.00 en 6.00 uur ’s morgens de dijken doorgebroken. Maar dat weet de rest van het land nog niet. Telefoon- en telegraafverbindingen zijn door de overstroming beschadigd en onbruikbaar geworden.
Op zondagochtend om 4.22 uur wordt in Zwijndrecht de noodtoestand afgekondigd: het water loopt over de ringdijk. Om 4.28 uur loopt Willemstad onder water; om 5.00 uur loopt de polder tussen Maassluis en Hoek van Holland vol. Om 5.44 uur meldt de telex dat het water de noordkant van Dordrecht binnenstroomt en om 5.55 uur staat Rotterdam-Zuid blank.
Onheilstijdingen
Uur na uur stromen de onheilstijdingen binnen, en het nieuws wordt steeds ernstiger. Schouwen-Duiveland staat bijna volledig onder water, Ouwerkerk (91 doden) en Nieuwerkerk (290 doden) hebben het zwaar te verduren. Het waterpeil stijgt er tot wel 4,5 meter boven NAP.
Oude-Tonge (305 doden) krijgt binnen een halfuur 3 meter water te verwerken, zo veel dat het dorp op Goeree-Overflakkee bijna van de kaart is geveegd. Stellendam (61 doden) wordt van twee kanten door het water belaagd; het water bereikt de zolders van de huizen.
Op Tholen is het dorp Stavenisse zwaar getroffen. De zeedijk is er over een lengte van 1,8 kilometer bezweken. Een reusachtige muur van kolkend water stort zich over het dorp uit. De meeste mensen horen het bruisen van het water niet eens door het loeien van de storm. Huizen spoelen weg en 153 bewoners komen om.
De eb blijft uit. Op zondagmiddag treft een tweede vloed het rampgebied. Daardoor komt het water in de polders nog hoger te staan dan de nacht ervoor. Huizen die overeind zijn gebleven, begeven het als het water voor de tweede keer tot de dakgoot stijgt en de daken opnieuw van de muren tilt. Veel mensen die de eerste vloed hebben overleefd, verdrinken alsnog. Of ze drijven weg op hun dak of hooiberg waar ze veiligheid hebben gezocht.
Terwijl de overlevenden zitten te bibberen op de daken, sneeuwt het ook nog eens flink en is communicatie met de buitenwereld vrijwel onmogelijk. Alleen vanuit de randen van het rampgebied is er verbinding met Hilversum.
Noodradio
De Goereese kustwacht weigert de zender van de vuurtoren in Ouddorp in werking te stellen. Enkele tientallen zendamateurs zien echter kans om binnen enkele uren een noodradionetwerk op te zetten. Tien dagen en nachten is dit netwerk vrijwel de enige mogelijkheid voor de overstroomde gebieden om contact te leggen met de buitenwereld.
In totaal komen er bij de ramp van 1 februari 1953 in Nederland ruim 1800 personen om. Ruim 100.000 mensen verliezen hun huis en bezittingen. Tienduizenden dieren verdrinken, 4500 huizen en gebouwen worden verwoest en 200.000 hectare grond komt onder water te staan. In het Verenigd Koninkrijk verdrinken 307 mensen, in België 28.
Ondanks de rampspoed was de storm van 1953 niet de zwaarste ooit. Het hoogste uurgemiddelde was windkracht 10, terwijl tijdens een storm in 1944 een uurgemiddelde van windkracht 12 werd gemeten. Maar toen kwam de orkaan niet uit noordwestelijke hoek. Dat maakt het grote verschil met 1953, toen de richting van de storm extreme waterstanden veroorzaakte. Gebrekkig onderhoud aan de dijken deed de rest.
Het had echter nog veel erger kunnen zijn. Als de storm een maand eerder had gewoed, zouden de hoge waterstanden in de rivieren nog veel hogere waterstanden aan de kust hebben veroorzaakt.
Ook behoorde de springvloed van 1 februari tot de zogeheten lage springvloeden. Veertien dagen later zou er sprake zijn geweest van een hoge springvloed en zou het water nog 40 centimeter hoger zijn gekomen, meldt de website van het KNMI. Bovendien was de opstuwing van het water door de storm op 1 februari niet maximaal. Postma: „Als dezelfde storm op 15 februari had gewoed, was de situatie nog ongunstiger geweest.”