Agrobedrijven groter en gespecialiseerder
Specialisatie en schaalvergroting in de agrarische sector gaan onverminderd door. Dat concludeert het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) in het jaarlijkse rapport over de Nederlandse land- en tuinbouw.
In de varkenshouderij is de specialisatie het sterkst toegenomen. Van specialisatie is sprake als een bedrijf voor minstens tweederde afhankelijk is van één activiteit. Ruim 70 procent van de varkenshouders voldoet aan dit criteria van het LEI. In de glastuinbouw was vorig jaar 90 procent van de bedrijven gespecialiseerd.
Bedrijven worden ook steeds groter. In de varkenshouderij heeft 35 procent van de bedrijven een omvang van meer dan 1500 vleesvarkens. In 1980 bedroeg dit percentage slechts 6 procent. Ook in de melkveehouderij en de akkerbouw nemen grote bedrijven een steeds groter deel van de productie voor hun rekening.
Het LEI constateert dat specialisatie remmend werkt op activiteiten op het gebied van natuur en zorg. Het exploiteren van een windmolen blijkt nog het meest winstgevend.
Door de geschetste ontwikkelingen daalde het aantal bedrijven naar 85.501. Dat is 40 procent minder dan in 1980. Het gezinsinkomen ligt gemiddeld op 40.000 euro. De verschillen zijn echter groot: 10 procent van de gezinnen behaalde een inkomen van meer dan 100.000 euro, terwijl op 15 procent van de bedrijven verlies werd geleden.
Volgens het LEI stimuleren de grote supermarkten de verdere schaalvergroting. Een vijftal supers heeft driekwart van de markt in handen. Zij werken op hun beurt samen met grote toeleveranciers. In de varkenssector hebben bijvoorbeeld twee verwerkende bedrijven 75 procent van de markt in de handen. Nederlandse consumenten besteden jaarlijkse 32 miljard euro aan voedings- en genotsmiddelen.
De productie in de intensieve veehouderij daalde in 2003 door de vogelpest met meer dan 10 procent. De melkveehouderij kampte met dalende inkomsten bij een gelijkblijvende productie. De opbrengsten in de tuinbouw bleven gelijk. De akkerbouw kende gunstiger cijfers: door de droogte bleven de opbrengsten in de EU achter. Dit leidde tot hogere prijzen van aardappelen en uien.