Patiënt wil arts die ook begeleidt
Een gynaecoloog in een Limburgs ziekenhuis verwijdert de baarmoeder van een Poolse vrouw met een kinderwens. Dit voorval, dat vorige maand in het nieuws kwam, is een illustratie van hoe het mis kan gaan in de communicatie tussen arts en patiënt.
Iedereen kent de traditionele rolverdeling tussen arts en patiënt: de dokter neemt alle beslissingen en de patiënt wordt geacht zijn adviezen op te volgen. In de afgelopen decennia is die relatie echter verschoven naar een model waarin de dokter informatie geeft en in samenspraak met de patiënt een behandelplan opstelt.
Tenminste, dat is de theorie. De praktijk blijkt weerbarstiger, zo blijkt uit de boeken die Leo Visser en Paul Brand schreven over de arts-patiëntrelatie. Velen zullen daar trouwens geen boek voor nodig hebben, maar het uit eigen ervaring kennen of uit de verhalen van familieleden en vrienden die met de gezondheidszorg in aanraking komen.
Terug naar het voorbeeld van de Poolse vrouw die tegen haar wil haar baarmoeder kwijtraakte. Wat in dit geval meespeelt, is dat de vrouw geen Nederlands sprak. Een vriendin en de partner van de vrouw fungeerden als tolk tijdens de twee consulten die ze met de gynaecoloog had. De vrouw dacht dat de gynaecoloog tijdens een operatie haar verzakte baarmoeder zou ‘optrekken’, terwijl de specialist het had over verwijdering van de baarmoeder. Een spraakverwarring die pas na de ingreep werd opgehelderd.
Het is misschien een extreem voorbeeld van miscommunicatie, maar het is een veelvoorkomend probleem in de spreekkamer. Ook als arts en patiënt het Nederlands goed beheersen. Dat erkennen ook de artsen Leo Visser en Paul Brand. Visser publiceerde afgelopen jaar ”Menselijkheid in de zorg. De arts-patiëntrelatie”. Brands boek ”Dansen met de dokter. Samenwerken in de spreekkamer” verscheen eind vorig jaar.
Beiden kennen ze de medische praktijk van binnenuit. Visser is als neuroloog verbonden aan het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Brand werkt als kinderarts in de Isala klinieken in Zwolle en is daar medisch hoofd opleiding en onderzoek. Daarnaast is Brand als honorair hoogleraar klinisch onderwijs verbonden aan het Universitair Medisch Centrum in Groningen.
In beide boeken is een belangrijke vraag: Hoe komt het toch dat patiënten en artsen vaak ontevreden zijn over hoe de communicatie over en weer verloopt? Visser benadert vragen rond de arts-patiëntrelatie academischer dan Brand. Alhoewel hij zich in zijn boek tot beide partijen richt, zal zijn boek vooral collega-artsen aanspreken. Brand heeft in zijn boek nadrukkelijk een patiëntenpubliek op het oog, al zullen vakgenoten er vast ook van kunnen leren.
Samenspel
Brand vergelijkt de interactie tussen arts en patiënt met een dans. Een voorbeeld dat, zeker in reformatorische kring, uitleg behoeft. De kinderarts stelt in ieder geval niet voor dat (huis)artsen met hun patiënt door de behandelkamer gaan walsen. Twee personen kunnen eigenlijk alleen prettig en goed dansen wanneer ze elkaar aanvoelen, legt Brand uit. Is er geen klik tussen de partners, dan zijn de bewegingen houterig en gaan ze op elkaars tenen staan. De overeenkomst met de artsenpraktijk zal helder zijn: verloopt de communicatie tussen arts en patiënt niet soepel dan leidt dat tot ergernis en irritatie. Heel wat patiënten zullen daar ervaring mee hebben. Uit het relaas van Visser en Brand blijkt trouwens dat ook artsen niet prettig terugkijken op een consult dat stroef verloopt.
Het gevolg: de patiënt klaagt dat de arts hem of haar niet serieus neemt of niet genoeg uitlegt. Artsen vinden op hun beurt dat de patiënt veeleisend of claimend is. „Bijzonder”, signaleert Brand. „Want artsen willen hun patiënten graag helpen en mensen gaan naar de dokter omdat ze deskundig advies over hun gezondheid willen.”
Coach
Een belangrijke oorzaak van ontevredenheid is dat de verwachtingen die de arts en de patiënt van het consult hebben niet altijd met elkaar stroken, signaleren de specialisten. Visser: „De arts is erg gericht op het lichamelijke, terwijl voor de patiënt de gevolgen van de ziekte voor het dagelijks leven vaak veel belangrijker zijn.” De neuroloog ziet in zijn dagelijkse praktijk veel patiënten met een chronische aandoening. „Die hebben niet alleen behoefte aan medicatie, maar ook aan begeleiding.” Geen arts die het beleid bepaalt, maar zich opstelt als coach.
Wanneer de behandelaar zich als coach opstelt, gaat het in de spreekkamer niet alleen over behandelopties en medicatie, maar ook over zaken zoals kwaliteit van leven, therapietrouw en plezier in het werk, zegt Visser. „Van de arts vereist dit dat hij de patiënt en zijn of haar achtergrond kent en dat hij duidelijke informatie verstrekt zodat de patiënt weloverwogen beslissingen kan nemen.”
In de praktijk blijkt dat huisartsen en medisch specialisten „het medische deel onder de knie hebben”, merkt Visser. „Op het terrein van communicatie en bejegening kan het soms beter.”
Ook Brand constateert dat theorie en praktijk uiteenlopen als het gaat om het gezamenlijk bepalen van beleid. Hij constateert dat collega’s doorgaans wel achter het principe staan. „Toch krijgen ze het in de praktijk niet voor elkaar. Of ze denken dat ze aan gedeelde besluitvorming doen, maar de patiënt ervaart het heel anders.”
De traditie en cultuur van de medische beroepsgroep speelt daar mee, stelt Brand. „Die is toch nog altijd tamelijk dominant en paternalistisch: de dokter wordt opgeleid om ziekten te doorgronden, om mechanismen te begrijpen, om ziekten op het spoor te komen en om daar vervolgens een behandeling voor te bedenken, op grond van wetenschappelijke inzichten. Niet de klacht of behoefte van de patiënt staat centraal, maar het genezen of herstellen van ziekte.”
Beide specialisten zien graag dat er tijdens de basisopleiding geneeskunde en de opleiding tot medisch specialist meer aandacht komt voor effectieve communicatie. Zo kan er echt een cultuuromslag plaatsvinden, denken ze. Artsen in opleiding zouden bijvoorbeeld gebaat zijn bij communicatietrainingen en ervaren artsen zouden hun vaker feedback moeten geven op de gesprekken die ze voeren, met name die waarbij ze een patiënt en zijn of haar familie slecht nieuws meedelen.
Keuze
Brand wijst erop dat een patiënt niet alleen goede informatie nodig heeft om een weloverwogen besluit te kunnen nemen over een behandeling, maar ook hulp nodig heeft bij die keuze. Een van de hoofdstukken wijdt hij daarom aan keuzehulpen – „instrumenten die bedoeld zijn om mensen te helpen om wegwijs te worden in het oerwoud van informatie over ziekten of behandeling.”
Een belangrijke reden waarom Brand en Visser pleiten voor een betere arts-patiëntrelatie is dat ze ervan overtuigd zijn dat de gezondheidsuitkomsten beter zijn wanneer de patiënt actief betrokken wordt bij zijn of haar behandeltraject. Tegelijkertijd is het ook voor het medisch personeel prettiger, merkt Visser op. „Wanneer patiënten meer waardering hebben voor de manier waarop ze worden bejegend, vergroot dat het werkplezier van artsen en verpleegkundigen.”
Tips voor patiënten
Enkele tips voor patiënten voor een bezoek aan hun arts:
Bereid u goed voor. Schrijf op wat u wilt vragen. Houd een dagboek bij van uw klachten.
Neem uw medicatieoverzicht mee.
Vraag iemand om mee te gaan. Twee onthouden meer dan een.
Denk na over wat u van uw dokter verwacht en deel dit ook met uw behandelaar.
Geef alle informatie over uw gezondheidstoestand en geef inzicht in wat u eventueel zelf al hebt gedaan, inclusief gebruikmaking van alternatieve behandelmethoden.
Stel vragen als u iets niet begrijpt.
Vraag naar eventuele andere behandelingen.
Houd u aan de afspraken die u met uw dokter maakt.
Vraag wat u wel en niet mag doen.
Laat het weten als u voor uw gevoel tegenstrijdige adviezen of informatie krijgt.
Verzamel zo nodig meer informatie uit betrouwbare bronnen.
Vraag bij wie u terecht kunt met vragen of problemen.
Bron: Patiëntenfederatie Nederland
Mede naar aanleiding van:
Menselijkheid in de zorg. De arts-patiëntrelatie, Leo Visser; uitg. SWP, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 8850 744 1; 216 blz.; € 34,90.
Dansen met de dokter. Samenwerken in de spreekkamer, Paul Brand; uitg. Sapienta, Houten, 2016; ISBN 978 90 8240 948 2; 232 blz.; € 24,50.