Ongeloof
Psalm 77:20b
„Uw voetstappen werden niet bekend.”
Als de weg van Gods volk altijd door het licht van de Heere werd beschenen, zouden zij zich niet verwonderen over de verrassende uitkomsten in hun veelal moeitevolle wegen. Zij zouden niet zo Gods trouw en goedheid bewonderen in Zijn woorden: „Ik zal u niet begeven noch u verlaten.” God is altijd een Uithelper in benauwdheden geweest.
Daarom, hoe meer het ons gegeven wordt de handelingen van de Heere met Zijn volk na te speuren, des te meer zullen wij daarin Zijn onnaspeurlijke wijsheid en Zijn onveranderlijke trouw gewaarworden.
De wegen die de Heere soms met Zijn kinderen hier op aarde houdt, zijn diep en verborgen. Dat doet Hij opdat zij daarin en daardoor meer tot ontdekking zouden komen van de diep verborgen verdorvenheden, die in hun hart nog zijn overgebleven.
In het bijzonder is er de vreselijke zonde van het ongeloof. Wij menen soms door het geloof grote dingen te kunnen doen, maar helaas! Als het in de beproeving komt, komen wij tot de treurige ontdekking wie en wat wij zijn. Het ongeloof komt met grote kracht tevoorschijn. Het overweldigt de ziel, en die wordt door machteloosheid helemaal neergedrukt. Men komt tot de ontdekking dat men geen geloof in zichzelf bezit. Nu ontdekt de Heere door zulke diepe beproevingswegen welk een gruwelijk monster het ongeloof is en met welke diep gewortelde banden de ziel er aan vast gekluisterd ligt.
Jacobus Koelman, predikant te Sluis
(”Preek over Psalm 77:20 en 21”, 1673)