Opinie

Hoe calvinistisch is calvinistisch?

Soberheid, werkheiligheid, spaarzaamheid worden gezien als typisch Nederlandse, calvinistische eigenschappen. Maar hoe calvinistisch is calvinistisch nu eigenlijk, vraagt Peter van den Burg zich af.

Peter van den Burg
13 October 2017 13:50Gewijzigd op 16 November 2020 11:42
Standbeeld van Calvijn in Boedapest. beeld RD
Standbeeld van Calvijn in Boedapest. beeld RD

„We zijn een calvinistisch volkje”, hoor je regelmatig. De etiketten ”calvinisme”, ”calvinistisch” en ”calvinisten” worden snel opgeplakt.

Een paar voorbeelden: De hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad stelde begin dit jaar dat de politieke partij DENK net zo calvinistisch is als de SGP. Popjournalist Leo Blokhuis zoekt in het tv-programma ”Achter de dijken” naar de invloed van het calvinisme op onze volksaard met de vraag: In hoeverre zijn soberheid, zuinigheid en de doe-maar-gewoonmentaliteit typisch Nederlandse verschijnselen? En in de talkshow De Wereld Draait Door noemde historicus Geert Mak de onlangs overleden burgemeester Van der Laan van Amsterdam en zichzelf „gereformeerde jongens.” Gastheer Matthijs van Nieuwkerk interrumpeerde, blijkbaar om dat te verduidelijken: „calvinistische…” Het laatste voorbeeld maakt duidelijk dat deze aanduiding tegenwoordig ook in positieve zin gebruikt wordt.

Toename

Het lijkt wel alsof de laatste jaren het toedichten van de eigenschap calvinistisch aan een persoon of mentaliteit toeneemt. Alle reden dus om die aanduiding eens kritisch te bezien. We mogen ons daarbij eerst weleens afvragen of dit ”calvinistisch” wel gereformeerd is. Met andere woorden: gaat dat etiket wel terug op de reformator Johannes Calvijn (1509-1564)? Niet alleen, want andere grondleggers van onze cultuur waren net zo goed calvinistisch in de betekenis die dat woord nu heeft. Dat geldt zeker voor Calvijns medereformator de Fries Menno Simons (1496-1561) en diens navolgers, de mennonieten of doopsgezinden. Al die calvinistische kenmerken –een sobere levensstijl, spaarzaamheid, werkheiligheid et cetera– zouden net zo goed dopers genoemd kunnen worden. Zij, en al helemaal de strengen onder hen, hielden nauwgezet vast aan de handhaving van een heilige wandel.

Orthodox en vrijzinnig

Trouwens, laten we bij het gebruik van de term calvinistisch of gereformeerd niet vergeten dat er orthodoxe én vrijzinnige calvinisten waren en zijn. Bij de vrijzinnige Remonstrantse Broederschap zijn nog altijd gemeenten aangesloten die zich ”remonstrants gereformeerde gemeente” noemen, bijvoorbeeld in Utrecht en Gouda.

Terug naar de dopers. Evenals het calvinisme heeft de doperse geloofsrichting grote invloed gehad op de vorming van de Nederlandse mentaliteit. In het noorden en westen van ons land heeft, zeker in het begin van de Reformatie, Menno Simons misschien wel meer aanhangers gehad dan Calvijn. Zelfs nog in 1595 werd, op de eerste synode van de gereformeerden in Groningen, bezorgd geconstateerd dat de wederdopers nog steeds in aantal groeiden. Ook veelzeggend: in 1578 –het jaar dat Amsterdam officieel overging tot de Reformatie– telde de stad net zo veel doopsgezinden als gereformeerden.

Het gaat te ver om te stellen dat de calvinistische visie op de levenswandel in wezen dopers is, maar het is alleszins acceptabel om te spreken van een doperse onderstroom binnen het calvinisme. De verspreiding van het doperdom ging hier tenslotte vooraf aan de opkomst van het calvinisme, dat bovendien niet in de Noordelijke Nederlanden maar juist in de Zuidelijke (het huidige België) eerst sterk was vertegenwoordigd.

Zelfs Calvijns vrouw, Idelette van Buren, behoorde voor haar huwelijk met de reformator tot de doperse richting. Dit alles zet de term calvinistisch in een ander licht.

De auteur is historicus-infoteur te Ulrum.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer