Lichtpunten in wildernis van Frankrijk
Bijna veertig jaar verkeerde ze in eenzame opsluiting: Marie Durand (1711-1776). De hugenootse martelares is nog steeds een voorbeeld van volharding va het geloof. In Aigues-Mortes, vlak bij Montpellier aan de Middellandse Zee, is een expositie ingericht die haar lijden verbindt met 500 jaar Reformatie.
Het vestingstadje heeft een eeuwenoude stadsmuur met torens. In de hoofdtoren, de Tour de Constance, was Marie Durand 38 jaar opgesloten. Kinderen rennen de trappen op en af van de toren die verschillende verdiepingen kent. De stadsmuur doet nu vooral dienst als uitkijkpost voor de schitterende omgeving. Niets herinnert meer aan de vrouwelijke gevangenen hier ooit zaten opgesloten.
Het was er steenkoud in de winter en ondraaglijk heet in de zomer. Aan Durand wordt toegeschreven dat ze in een steen in het midden van de gevangenis het woord ”resister” (weersta) gegraveerd heeft. Het is niet zeker, maar het woord geldt sindsdien wel als symbool van de onverzettelijkheid van het protestantse geloof.
Onverzettelijk
De ‘misdaad’ van Marie was dat ze een zus was van een protestantse predikant, Pierre. In haar ouderlijk huis werden diensten gehouden. In 1719 werd Maries moeder gevangengenomen; van haar werd niets meer vernomen. In 1729 volgde de arrestatie van haar vader en in 1730 die van Marie zelf. Zij was op dat moment 19 jaar en nog maar net getrouwd.
Omdat met name zij onverzettelijk was, werd ze eenzaam opgesloten. Toch kon zij contact onderhouden met haar medegevangenen en pleitte zij zelfs in brieven voor verbetering van het lot van de gevangenen, onder anderen gericht aan de filosofen Voltaire en Rousseau. Hoewel ze pas 19 was, werd ze algauw de spirituele leider van de ruim twintig vrouwelijke gevangenen. Samen zongen ze hugenootse gezangen.
Geschokt over de omstandigheden van de gevangenis, sommeerde de gouverneur van Languedoc tijdens een onverwacht bezoek in 1768 om de gevangenen vrij te laten. Marie Durand kreeg op 14 april van dat jaar de vrijheid. Zij keerde terug naar haar ouderlijk huis. Haar echtgenoot en haar vader waren inmiddels gestorven. Een Waalse kerk in Amsterdam onderhield haar voor de rest van haar leven. Marie stierf in 1776.
Intolerantie
De tentoonstelling in Aigues-Mortes belicht de Reformatie als oorsprong van vrijheid van godsdienst en van tolerantie. Zo wordt Marie Durand –getuige een boekentafel– vooral als het slachtoffer van de religieuze intolerantie gezien.
De tijden zijn echter veranderd in Frankrijk. In de zestiende eeuw was Frankrijk voor een belangrijk deel protestants en in 1559 werd zelfs de eerste synode van de Franse gereformeerde kerken in Parijs gehouden. Het calvinisme was voor fanatieke rooms-katholieken onverteerbaar, zodat in 1572 –tijdens de beruchte Bartholomeüsnacht– het overgrote deel van de gereformeerden in Parijs werd vermoord. De expositie in Aigues-Mortes besteedt er allemaal aandacht aan.
Onder het bewind van de protestants opgevoede Hendrik de Vierde werd in 1598 het Verdrag van Nantes gesloten. Protestanten kregen vrijheid van godsdienstoefening. Na de dood van de Franse koning laaiden de godsdiensttwisten echter weer op en Lodewijk XIV herriep in 1685 het Verdrag van Nantes.
Sindsdien begonnen in de Cevennen de camisards (Franse hugenoten) de strijd tegen de koning, zo zet de expositie uiteen. Fransen zijn maar wat trots op deze antikoninklijke verzetsstrijders. De koninklijke troepen konden deze vrijheidsstrijders niet of nauwelijks ten onder krijgen in het onherbergzame gebied met zijn steile berghellingen en diepe ravijnen. Nu genieten toeristen van het enorme natuurschoon, toen waren er vluchtroutes die reikten tot Genève. Ook die kunnen door toeristen bewandeld worden…
Contrasten
De stad Aigues-Mortes is er een van de contrasten. Het is de plaats waar de kruistochten in ere worden gehouden. In de plaatselijke rooms-katholieke kerk is een plaquette aangebracht waarop te lezen staat dat er vanuit deze kerk een kruistocht begon, met als slot de woorden: „God wil het!” Dat gebeurde onder aanvoering van koning Lodewijk IX, die later heilig werd verklaard.
Vlak buiten de vestingstad refereert het Hôtel des Croisades aan dit verleden. Ondenkbaar in Nederland, waar de kruistochten juist worden gezien als een vlek op het blazoen van de christelijke kerk. Het kan allemaal in deze stad: bolwerk van traditionalistisch-roomse groeperingen én sporen van hugenootse radicaliteit.
Onder begeleiding van traporgel wordt ”U zij de glorie” gezongen
Wie de zondagse diensten in de Franse protestantse kerken bezoekt, beseft in welke geestelijke diaspora Franse christenen verkeren. Maar aanwezigheid van Nederlanders wordt zeer op prijs gesteld, zo blijkt uit een bezoek aan de Cevennen deze zomer.
De Cevennen kennen een relatief hoge concentratie van protestanten, dank zij het hugenootse verleden in het ruige en onherbergzame gebied. De diensten in Meyrueis, hartje Cevennen, worden gehouden in een historisch gebouw dat gebouwd is tussen 1837 en 1842. Een typische ”temple”, zoals een protestants Frans kerkgebouw heet.
Op de eerste zondag dat we er als familie neerstrijken wordt er a capella gezongen. Het traporgel is al lange tijd niet meer in gebruik. Een van onze schoonzonen biedt tijdens de eerste zondag aan om de dienst de week erop te begeleiden. Na de dienst neemt hij plaats achter het harmonium en een aantal mensen uit de gemeente zingt spontaan mee.
De tweede zondag is de omvang van onze familie inmiddels uitgedijd en daar heeft het bestuur van de kerk netjes op geanticipeerd. Voor de lessenaar –de hoge preekstoel, echt een ”houten broek”, is niet meer in gebruik– is een boxkleed neergelegd met daarop allerlei speelgoed. Zo kan het gebeuren dat onze kleinkinderen relaxed aan het spelen zijn terwijl de voorgangster een preek houdt over de berg der verheerlijking. Haar boodschap is dat we door het geloof en niet door aanschouwen moeten wandelen. Zij onderstreept daarbij dat het leven van christenen in Frankrijk een zaak van een minderheid is, maar dat ze niet moeten zien wat voor ogen is.
Na de preek wordt het avondmaal gevierd, iets wat elke twee weken in deze gemeente gebeurt. Brood en wijn (in twee varianten: echte wijn of vruchtensap) worden uitgedeeld aan de aanwezigen die daarvoor een ruime kring vormen in de hele kerk.
Wel markt, geen kerk
Hoe anders is de situatie in Aimargues, vlak bij de Middellandse Zee. Volgens de website van de kerk is er elke zondag om tien uur een dienst (”culte”). We komen daar een kwartier voor tijd aan en zien heel wat mensen lopen. Het wordt druk, denken we, hoopvol gestemd. Het blijkt dat al deze mensen afkomen op een zogeheten kofferbakmarkt, waar iedereen vanuit de auto zijn waar kan uitstallen en verkopen. De zondag als een dag van kopen en verkopen.
Om tien uur is nog geen teken van leven te bekennen bij de kerk. Op het aanplakbord staat een telefoonnummer van de predikant. Die maar gebeld dus. Hij vertelt dat er om elf uur een dienst in het dorpje Saint-Laurent-d’Aigouze wordt gehouden, 15 kilometer verderop. Wij daarheen, en inderdaad, déze kerk gaat wel open. Maar wie schetst onze verbazing dat er amper tien mensen op afkomen. En het betreft ook een gecombineerde dienst van vier gemeenten.
Er wordt gezongen, gecollecteerd, gepreekt. De jonge predikant getuigt van volharding en geloof. Na de dienst vertelt hij desgevraagd dat Fransen een aversie tegen religie hebben en die vaak vereenzelvigen met terrorisme. Het is nauwelijks te geloven dat deze predikant een fulltimebaan heeft als voorganger.
Lopend naar de parkeerplaats stuiten we op een arena waar regelmatig stierengevechten worden gehouden. Een populair vermaak dat we ook in andere dorpen tegenkomen. Gelukkig niet op de wijze van de Spaanse gevechten, want er staat nadrukkelijk bij: „sans mise en mort.” Stieren worden dus niet ter dood gebracht.
Er is veel te leren van de Franse protestanten. Ze houden vol in het geloof en kijken niet naar het getal en de omstandigheden. Het feit dat je er op zondag bent, is een daad van solidariteit. Een van de gemeenteleden in Meyrueis was zo onder de indruk van de gezamenlijke avondmaalsviering dat hij voorstelt om ”U zij de glorie” (A Toi la gloire) te zingen. En zo zingen we, opnieuw begeleid met het traporgel, uit volle borst God de eer en lof toe. Net zoals in de hugenootse tijden.