Willem Clerck: drukker tussen „grote mannen”
De Utrechtse boekverkoper Willem Clerck (1635-1685) was de spin in het web van relaties tussen piëtisten als Gisbertus Voetius en Jodocus van Lodenstein. Jan Willem Stolk (63) uit Staphorst schreef een masterscriptie over de betekenis van de gelovige zakenman.
De communicatiedocent aan de Hogeschool Windesheim in Zwolle rondde onlangs een studie boekwetenschap en handschriftenkunde af aan de Universiteit van Amsterdam. De persoon van Willem Clerck had zijn belangstelling omdat de drukker zijn beroep uitoefende tussen „een heleboel grote mannen.”
Zakenman Clerck is een zogenoemde secundaire vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie. Hij was geen theoloog, maar leverde toch een bijdrage aan de verspreiding van het gedachtegoed. Er is een toenemende belangstelling zichtbaar voor deze secundaire vertegenwoordigers, signaleert Stolk in zijn scriptie. Helemaal verklaren kan hij dat niet. Wel ziet hij ook steeds meer interesse voor wat er boekwetenschappelijk gebeurt. Mogelijk, zo vermoedt de docent, is er inhoudelijk-theologisch al zo veel over de vroomheidsbeweging bekend dat de aandacht zich verlegt naar de context.
Volgens Stolk bestaat al lang het vermoeden dat Willem Clerck een belangrijke rol speelde binnen de piëtistische beweging van zijn tijd. Tot nu toe was daar echter geen nader onderzoek naar gedaan. Centraal in de scriptie staat de betekenis van Willem Clerck als boekverkoper en zijn betekenis voor de Nadere Reformatie.
Stolk omschrijft de piëtistische drukker als een goede zakenman met een passie voor de inhoud van de werken die hij drukte. „Hij voelde zich sterk betrokken bij mensen als Van Lodenstein, wiens dichtbundel ”Uyt-spanningen” hij drukte. Ik zou bijna zeggen dat hij een prototype was van de koopman-dominee.”
Prekerig
Stolk bedoelt daarmee niet dat Clerck vroomheid voorwendde om zijn beurs te spekken. „Maar een beetje prekerig was hij wel. En hij durfde zich uit te spreken in heikele kwesties. Een belangrijk discussieonderwerp in die tijd was de zondagsrust. De Nadere Reformatie wilde immers een stempel drukken op het openbare leven. Clerck ontpopte zich als een halve theoloog die duidelijk stelling nam. Ook als hij Van Lodenstein en diens opvattingen verdedigt in de begeleidende teksten bij een uitgave.”
Er moet een nauwe band tussen de drukker en de predikant zijn geweest, constateert Stolk. „Na de dood van de nadere reformator kreeg Clerck inzage in zijn papieren. Dat zou niet met een vage kennis gebeuren.”
Clerck drukte verder werk van onder anderen Koelman, Voetius en Gentman, allen voormannen van de Nadere Reformatie die in Utrecht woonden. „Hij moet een groot netwerk hebben gehad, dat kan niet anders. Bij zijn tweede huwelijk traden grote geleerden op als getuige. Clerck was ook de eerste die het werkje ”Concept van Nader Reformatie in de leer, ordre en zeden” drukte, dat op schrift was gesteld door ”Gedeputeerden des Classis van Zuyd-Beverlant”.
Stolk: „Dan vraag je je af: hadden ze in Zeeland geen drukkers? Nou, die hadden ze zeker. Toch komt dit werkje in handen van Clerck. Hij heeft een brugfunctie vervuld tussen Zeeland –waar de Nadere Reformatie met Willem Teellinck een aanvang nam– en Utrecht.”
Een interessant gegeven hierbij is dat verschillende in Utrecht woonachtige nadere reformatoren, „onder wie Gentman en Leijdekker”, afkomstig waren uit Zeeland. Ook Koelman verbleef regelmatig in Utrecht. „Geen stad heeft zo veel Zeeuwse theologische invloeden ondergaan als Utrecht. Het zaad dat in Zeeland was gestrooid, kreeg in de academische omgeving van de domstad een bepaalde volwassenheid.”
Het Zeeuwse geschrift ”Concept van Nader Reformatie” is om meer redenen bijzonder. De term Nadere Reformatie duikt hier namelijk voor het eerst op als titel van een publicatie en legitimeert daarom mede het gebruik van de term voor de piëtistische stroming die in de zeventiende eeuw een voortgaande reformatie van leer en leven voorstond.
Liedbundel
Clerck drukte ook lied- en gezangenbundels van christelijke dichters als Philippus van Sorgen en Joannes Kloeck. Deze bundels vonden ingang in het gezelschapsleven van die tijd. Ook op dit punt is de drukker dus van betekenis geweest, zegt Stolk.
Door zijn keuze voor Willem Clerck kon Stolk „een beetje meekijken in de hoofden van de nadere reformatoren. Je ziet de verschillende karakters. Voetius, die een heel andere man is dan Van Lodenstein. Anna Maria van Schurman, die plotseling een volgeling wordt van Jean de Labadie, terwijl Voetius dat niet uit kan staan. Boekdrukker Clerck stond in verbinding met al die mensen. Dat maakt hem interessant.”