Principiële pastoor van Putten weigert gereformeerd te worden
Als de eerste predikant die naar Putten wordt gestuurd in het dorp aankomt, weet hij niet wat hij ziet. De kerk is vervallen, de pastoor trekt al dopend door de omgeving en de Puttenaren weigeren de predikant salaris te geven.
Wat gaat er aan de vestiging van de gemeente vooraf?
De Beeldenstorm van 1566 trekt ook op de Veluwe zijn sporen. Vooral in het nabijgelegen Harderwijk grijpen stormers hun kans. Als ook in de buurt van Putten geruchten rondgaan over mensen die vernielingen in kerken willen aanrichten, grijpt de hoge overheid in. De schout van Putten krijgt van het Hof van Gelre een vrijbrief om hagenprekers en beeldenstormers uit Putten letterlijk de hersenpan in te slaan. Uiteindelijk vallen er geen doden. Het strenge toezicht van de schout is voldoende om de rust te bewaren.
In de zomer van 1572 blijft Putten niet gespaard. Onder leiding van graaf Willem IV van den Bergh trekt een geuzenbende richting het Veluwse dorp, op zoek naar een in Putten woonachtige benedictijner monnik. Die ontvlucht net op tijd het dorp en weet zo aan de dood te ontsnappen. Als de geuzen horen dat de monnik is vertrokken, koelen ze hun woede op diens residentie en ruïneren de omgeving.
Het geuzengeweld valt de Puttenaren zwaar, maar de alweer snel teruggekeerde benedictijn weet het kerkelijke leven op de rit te houden. Als de bisschop van Deventer een paar jaar na de invallen Putten bezoekt, treft hij een armzalig dorp aan. Toch ziet hij ook dat de missen netjes gevierd, de heiligendagen keurig bijgehouden en de zielenmissen op tijd gezongen worden. Zelfs de koster is van onverdacht Trentse snit.
Hoe krijgt de Reformatie in Putten gestalte?
Als de Veluwe na 1590 volledig staats gebied is geworden, beginnen de gereformeerde classes zich te roeren. Als eerste richten ze hun pijlen op de dorpspastoors. En dus wordt ook die van Putten gedwongen om naar Harderwijk te gaan voor het afleggen van een gereformeerd examen.
Op de plaats van bestemming wacht hem een onaangename verrassing: alle pastoors moeten de Heidelbergse Catechismus ondertekenen. Dat gaat de pastoor van Putten een stap te ver. Terwijl hij nog in de kerkbank zit, schrijft hij op een papiertje een bericht aan de gereformeerden waarin hij aangeeft voor altijd katholiek te willen blijven. Nadat hij het schrijfsel op de kerkbank heeft gelegd, verlaat hij stiekem de vergadering.
Eenmaal terug in zijn pastorie, blijft de pastoor niet stilzitten. Met hulp van enkele Puttenaren trekt hij op een boerenkar door het dorp en de wijde omgeving om kinderen te dopen. In allerijl besluiten de raadsleden van het hof om de pastoor dwangbevelen op te leggen, maar dit heeft geen effect. Daarop wordt er vanuit Arnhem een predikant naar Putten gestuurd, in de hoop dat dit de pastoor zal afschrikken.
Hoe groot is de gemeente in de beginjaren?
De gedreven pastoor van Putten is een ware plaag voor het hof en de classis. Dat hij ook nog eens gesteund wordt door een katholieke edelman uit Putten en de nog altijd actieve benedictijn, helpt ook niet mee. Wat de raadsleden uit Arnhem ook proberen, het lukt hun maar niet om de rondtrekkende pastoor te stoppen.
Tussen de fanatieke katholieken en machteloze gereformeerden staan de onzekere parochianen. Zij weten niet goed wat ze moeten doen: luisteren naar ‘hun’ pastoor, of de predikant bezoeken die bezit heeft genomen van ‘hun’ parochiekerk? Veel Puttenaren twijfelen en bedenken daarom een tussenoplossing. Jonge kinderen worden aan huis gedoopt door de pastoor, maar jonge stellen die willen trouwen, laten zich in de parochiekerk door de nieuwe predikant in de echt verbinden. Incidenteel bezoeken sommigen de kerkdiensten van de predikant, maar een echte gemeente wordt er in Putten nog altijd niet gesticht.
Wie is de eerste predikant?
Petrus Kintzius, een van de eerste Veluwse dorpspastoors die predikant worden en duidelijk in de smaak valt bij de gereformeerde kerkleiders. Als Kintzius aankomt in Putten, kan hij zijn ogen niet geloven. De kerk is bouwvallig en nog helemaal niet klaar voor gereformeerd gebruik. De preekstoel en de kerkbanken zijn zo slecht dat predikant noch kerkganger er gebruik van kan maken, en aan de muren hangen nog steeds stenen heiligenbeelden. Zelfs de altaren zijn nog niet afgebroken.
Direct schrijft Kintzius een brief naar Arnhem en vraagt het hof om actie. De raadsleden uit Arnhem laten niet lang op zich wachten. Ze dwingen de Puttenaren om eigenhandig de dorpskerk op te knappen, maar zonder succes. De dorpelingen weigeren pertinent. Als het hof hen vervolgens ook nog oproept om de predikant uit eigen zak te betalen, besluit de lokale edelman protest aan te tekenen. En dus kan het hof alsnog niets beginnen. Bij wijze van noodmaatregel worden er vanuit Arnhem metselaars naar Putten gestuurd om de kerk te renoveren, maar Kintzius krijgt nog altijd geen cent.
Hoe ontwikkelt de gemeente zich verder?
Na de dood van de pastoor krijgen de gereformeerden de overhand. De katholieke edelman houdt zich rustig en de kellenaar –beheerder van de geestelijke goederen– wil de relatie met de hogere instanties graag goed houden. Steeds meer Puttenaren bezoeken de kerk van Kintzius en beluisteren zijn preken. Na lang zwoegen kan de predikant eindelijk een gemeente stichten.
Dit is deel 17 in de serie Reformatie in de Nederlanden. Op 27 juni deel 18: Gouda.