Armeense predikant evangeliseert in Frankrijk
Twee keer in korte tijd was zijn kerk recent doelwit van brandstichting. „Ik kan het niet bewijzen”, zegt ds. Gilbert Léonian, „maar ik vermoed dat de agressie verband houdt met onze evangelisatieactiviteiten in de buurt.” In gesprek met de voorganger van de protestantse Armeense gemeente van Alfortville, vlak bij Parijs.
Ds. Léonian werd weliswaar geboren in Frankrijk, maar zijn ouders waren Armeniërs. Hij heeft dus een dubbele culturele identiteit, zegt hij: honderd procent Fransman, volledig Armeniër.
Hoewel de voorganger zich een „geassimileerde Armeniër” noemt, draagt hij –zoals iedere Armeniër– de sporen van de genocide op de Armeniërs in 1915 met zich mee. „Toch is mijn identiteit niet in de eerste plaats bepaald door Armeniër of Fransman te zijn. Mijn identiteit ligt in Christus. Ik ben dus allereerst een christen, vervolgens dankzij het overstijgend christelijk geloof een Armeniër en een Fransman – in harmonie.”
Zijn grootouders woonden in het zuiden van Turkije, dat „klein Armenië” werd genoemd. „Al voor 1915 waren de Turken bezig de Armeniërs uit te roeien. In het dorp waar mijn grootouders opgroeiden, was Armeens een verboden taal. Zodoende spraken mijn grootouders Turks. Ook na de vlucht naar Frankrijk werd er geen Armeens gesproken. Mijn ouders spraken in Marseille in het Turks tegen mij en ik antwoordde hun in het Frans. Daarom versta en spreek ik Turks. Hoewel de verschrikkelijke gebeurtenissen in Armenië –de genocide van 1915– altijd present was, werd er toch met geen woord over gesproken.”
Stelde u er als kind vragen over aan uw ouders?
„Natuurlijk vroeg ik mijn vader over de genocide te vertellen. Maar zodra ik dat onderwerp aansneed, schoot hij in een kramp, begon hij te beven en vertrokken zijn mond en gezicht. Hij wilde wel, maar was zo getraumatiseerd dat er geen woord meer uit kwam. Zodoende weet ik niets over wat mijn grootouders hebben meegemaakt.”
Het doet sterk denken aan de reacties in Joodse kringen na de Holocaust.
„Ja, dat is waar, er zijn wel opvallende overeenkomsten tussen het Armeense volk en het Joodse volk, hoewel je die natuurlijk nooit helemaal kunt vergelijken.”
Waarom bent u lid van de Armeens-Evangelische Kerk?
„Ik groeide op in de Armeens-Apostolische Kerk. Mijn moeder was voor haar trouwen Armeens-katholiek. Tussen mijn elfde en mijn veertiende levensjaar bezocht ik ’s zomers het vakantiekamp La Fontanelle bij Saint-Jean-du-Gard in de Cevennen. Die zomerkampen gingen uit van de Églises Protestantes Réformées Évangéliques. In die zomerkampen werd mij het Evangelie uitgelegd op een eenvoudige en voor mij begrijpelijke wijze.
Tijdens zo’n kamp –ik was toen 14 jaar– vroeg een leidster me of ik Jezus Christus persoonlijk kende. Ik vond het maar een gekke vraag. Natuurlijk kende ik Jezus, ik kwam toch uit de Armeens-Apostolische Kerk en mijn oma en mijn moeder waren vrome mensen. Toch besefte ik dat de relatie met de Heere Jezus maar uiterlijk was. Er kwam een worsteling en ik bemerkte dat Jezus Zelf aan mijn hart klopte. Ik kreeg antwoord uit Openbaring 3:20: „Indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.”
Toen begon ik pas te bidden. Ik kreeg een eigen Bijbeltje, alleen het Nieuwe Testament van een Duitse zendingsorganisatie, en begon te lezen.
De strijd kwam al spoedig. Ik was keeper in een voetbalteam uit Marseille en eigenlijk voetbalfanaat. Ik wilde het christen-zijn met voetbal combineren, maar dat ging niet. Ook weer tijdens zo’n zomerkamp in de Cevennen –ik was inmiddels 16 jaar– wees een predikant mij op mijn manco’s. Volgens hem moest ik de hele wapenrusting uit Efeze 6 aantrekken. Die predikant zei mij ook dat behalve de geestelijke wapens van gebed en Bijbelstudie, de aansluiting bij een christelijke gemeente niet kan ontbreken.
Teruggekeerd in Marseille, heb ik mij bij een gemeente van de Armeens-Evangelische Kerk aangesloten. Van de preken van de Armeense predikant leerde ik veel. Ik brak met mijn voetbalgekte. Mijn bekering betekende ook een terugkeer tot mijn Armeense wortels. Ik begon Armeens te leren en te spreken.”
Léonian werd predikant. „Na mijn bevestiging kon ik aanvankelijk alleen in het Frans preken. Die preken werden vervolgens in het Armeens vertaald. De diensten in de Armeense kerken zijn tweetalig. Na drie jaar preekte ik voor het eerst in het Armeens.”
Is die Armeense identiteit een barrière voor evangelisatie?
„Evangelische Armeniërs zijn eigenlijk in drievoudige zin een minderheid. Als Armeniërs zijn we een etnische minderheid in Frankrijk. Als protestanten zijn wij ook een minderheid en als evangelicale gelovigen vormen wij binnen de Armeense gemeenschap ook weer een minderheid. Het continu tot een minderheid behoren, legt de verplichting op je om je te verantwoorden en van je geloof te getuigen.
Overigens zijn Armeniërs altijd open naar andere volken geweest. Het waren Armeense zendelingen die het eerst in omringende landen zoals Georgië en Azerbeidzjan het Evangelie brachten.
Als christenen, maar ook als Armeniërs trekken we ons in het bijzonder het lot van vreemdelingen aan. Frankrijk neemt relatief weinig vluchtelingen op. Maar als Armeniër weet je hoe erg het is om met achterlating van alles te vluchten en asiel te zoeken.
Het is een Bijbelse opdracht om vluchtelingen op te nemen. In Marseille, een stad met veel nationaliteiten, richtten we een comité op om immigranten op te vangen en hen te helpen met integratie. De kerk heeft de roeping vreemdelingen te verwelkomen. In de Armeense kerken wordt geen onderscheid gemaakt tussen vluchtelingen. Moslim of christen: het maakt niet uit.”
U staat bekend als voorvechter van de erkenning van de Armeense genocide. Hoe staat u tegenover Turken?
„Ik werd in 1982 predikant in Valence. Die stad wordt wel het klein Armenië genoemd, omdat er een grote Armeense gemeenschap woont. Daar werd ik mij nog meer bewust van mijn Armeniër-zijn. Vanaf die periode mengde ik me in het publieke debat om de Armeense genocide officieel erkend te krijgen. Zo werd ik in Frankrijk bekend in de media.
In 1980 bezocht ik voor het eerst Armenië, toen een deel van de Sovjet-Unie. Vaak heb ik daar christenen rondgeleid om hun de overblijfselen van de Armeense christelijke cultuur te tonen. Dankzij mijn christelijk geloof ben ik niet haatdragend of wraakzuchtig ten opzichte van de Turken.
Dat ik geen haat koester, merkte ik eens op bijzondere wijze. Toen Turkije op 16 augustus 1999 werd getroffen door een zware aardbeving, zag ik beelden van Turken die op de puinhopen hartstochtelijk stonden te huilen. Die snikkende mensen herinnerden mij onmiddellijk aan de beelden van de Armeniërs die op dezelfde manier huilden na de aardbeving in Armenië in 1988. Toen besefte ik dat een Turk en een Armeniër, wanneer ze intens verdriet hebben, op dezelfde wijze huilen.
Dan vallen etnische verschillen weg. Ik kan de Turken liefhebben, en tegelijkertijd doorgaan met mijn strijd voor de erkenning van de volkerenmoord op de Armeniërs. Turkije ontkent de genocide, en dat land is daarvoor nooit veroordeeld of gestraft.
In 2003 verhuisde ik van Valence naar Alfortville, vlak bij Parijs. In Parijs beijverde ik mij nog meer voor de officiële erkenning van de genocide. Ik had contact met andere kerken en met de autoriteiten. Er ging veel door mij heen toen de Franse regering op 29 januari 2001 bepaalde voortaan niet meer over de Armeense kwestie te spreken, maar de gebeurtenissen in 1915 als volkerenmoord te erkennen.”
Uw kerk werd vorige maand in brand gestoken, voor de tweede keer in korte tijd. Schokkend?
„Ja, als er sprake is van opzettelijke brandstichting, dan is dat een schokkende ervaring. De politie kwam, stelde vragen en maakte notities, maar zonder veel te doen. Volgens de politie was het „een op zichzelf staande daad” waar niet zo veel tegen te doen is.
De tweede brandstichting had plaats op zondagochtend vroeg in de eerste week van april. De vuilniscontainers die tegen de kerk stonden, waren in brand gestoken. Wij lagen nog in bed toen het brandalarm afging. Opnieuw kwam de politie, hetzelfde ritueel, maar ze maakte niet de indruk actie te willen ondernemen.
Brandstichting is een misdaad. De Franse afdeling van Open Doors maakte de zaak bekend via een persbericht. Toen namen de Franse autoriteiten de zaak pas serieus. Ik kan het niet bewijzen, maar ik vermoed dat de agressie verband houdt met onze evangelisatieactiviteiten in de buurt.”
Was u niet bang?
„Mijn vrouw en ik hebben toen ervaren dat de Heere voor alle gevaren kan bewaren. Natuurlijk waren wij ook wel angstig, maar die zondag werd ik bepaald bij Jesaja 43:2: „Als gij gaan zult door het water, Ik zal bij u zijn. Wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken.”
We hebben die zondag de dienst in het souterrain gehouden. Dat had nog wel in de kerk gekund, maar voor de gemoedsrust van de gemeenteleden was die kelderruimte beter. Van alle kanten en kerkelijke denominaties kwamen bemoedigingen; we kregen meer dan 200 steunbetuigingen. De burgemeester van Alfortville woonde een kerkdienst bij en was onder de indruk. Met Gods hulp gaan wij door met het openlijk getuigen van Wie onze Verlosser is.”
Gilbert Léonian
Gilbert Léonian werd in 1950 in Marseille geboren uit Armeense ouders. In 1969 begon hij aan zijn theologiestudie aan de Faculté Libre de Théologie Évangélique in Vaux-sur-Seine bij Parijs. Op 7 juli 1973 trad hij in het huwelijk met Léa.
Léonian diende als predikant verschillende gemeenten in de Armeens-Evangelische Kerk (Églises Évangeliques Arméniennes de France). De predikant was medeoprichter van het ”Comité 24 Avril”, dat zich richtte op de officiële erkenning van de Armeense genocide in 1915. Op dit moment is hij predikant van de Armeens-evangelische kerk in Alfortville, bij Parijs. Sinds 2008 is Léonian redacteur van het tweetalige (Frans en Armeens) magazine Le Messager.