Verkeerde voorgangers
1 Timotheüs 4:16
„Heb acht op uzelf en op de leer en volhard daarin, want dat doende, zult gij en uzelf behouden en die u horen.”
Het is nodig dat leraars het woord der prediking versieren en hun leer met hun leven bekrachtigen. Zij moeten tonen een heilig zout, een hemels licht te zijn. Zij zelf moeten voor gelovigen een voorbeeld zijn in woord, in wandel, in liefde, in de geest, in geloof, in reinheid (1 Timotheüs 4:12). De apostel wilde zeggen dat hij voor de godvruchtigen een voorbeeld van godvruchtigheid, voor de heiligen een voorbeeld van heiligheid moest zijn, en dit door zijn wandel opwekken. Waarlijk, „wanneer hun leven is als een bliksem, dan is hun leer als een donder” (Basilius). Is integendeel hun leven in strijd met hun leer, dan benadelen zij dikwijls veel meer Gods gemeente. Zij mogen veel volgelingen hebben om hen te horen, weinigen doen wat zij leren. Maar geen volk wordt woester dan dat wat leraars heeft die wel leren, maar kwalijk leven. Zelfs de heidense Seneca zei dat „er geen mensen schandelijker zijn dan die anders leven en anderen gebieden goed te leven.” Want zonden van leraars zijn leraars van zonden. Augustinus zegt: „Er zijn maar al te veel mensen die hun fouten verschonen door wat zij in hun eigen leraars zien. Zij zeggen ook ronduit: Waarom doet u zelf niet wat u mij gebiedt? Zo gebeurt het dat ze zulk een niet gehoorzaam horen, en het gepredikte woord en de prediker verachten.”
Abraham van de Velde,
predikant te Middelburg
(”Wonderen des Allerhoogsten”, 1669)