Opinie

Column: DNA-zoektocht

De laatste jaren zijn er steeds vaker reportages op radio en tv over mensen die op zoek gaan naar hun biologische ouders. Is mijn vader eigenlijk wel mijn echte vader? Zijn mijn broers wel echt mijn familie?

Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink
30 March 2017 15:07Gewijzigd op 16 November 2020 10:11
beeld AFP
beeld AFP

In het tv-programma DNA onbekend draait het allemaal om familiegeheimen die ontrafeld worden door DNA-onderzoek. Grote twijfels en onbeantwoorde vragen over familiebanden laten diepe sporen na in het leven van de mensen. Het kan gaan om oorlogskinderen, adoptiezaken of het vermoeden voortgekomen te zijn uit overspel.

Indrukwekkend is het verhaal van een vrouw die als drugsbaby op Aruba werd geboren en op 7-jarige leeftijd werd geadopteerd door een lief Nederlands echtpaar. Meerdere keren is zij teruggegaan naar haar vaderland om haar moeder te bezoeken en om erachter te komen wie toch haar biologische vader is.

Het verdriet en de onzekerheid van deze mensen zijn goed invoelbaar. De gebrokenheid en de tragiek van het leven worden pijnlijk zichtbaar. Iedereen beseft dat het opgroeien van een kind bij de natuurlijke ouders het mooiste is. Maar soms gaat dat niet, omdat het leven anders loopt en situaties van armoede en bijvoorbeeld drugsgebruik ruimte voor het gezond opgroeien van een kind in de weg staan. Het kind is dan beter af in een ander gezin.

Ongemakkelijk zijn de verhalen waarin het draait om donorsperma en -eicellen, helemaal als er gerommeld blijkt te zijn in een kliniek. Kinderen die geboren worden uit donorzaad en -eicellen hebben te maken met ouders die heel bewust keuzes hebben gemaakt in het vervullen van hun kinderwens. De kinderen zitten met de gevolgen van deze bewuste keuzes.

Mij trof de beknopte informatie die te vinden is in het recent uitgebrachte jaarverslag van Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting. In Nederland hebben we het allemaal heel keurig geregeld. De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is op 1 juni 2004 in werking getreden. De wet voorziet in regels inzake de registratie, het beheer en de verstrekking van donorgegevens in geval van kunstmatige donorbevruchting. Het gaat hierbij om eicel-, zaad- en embryodonatie. Er mag niet gesjoemeld worden met sperma en eicellen. Een commerciële markt wordt niet geduld. Een stichting draagt zorg voor het bewaren en beheren van donorgegevens en voor de zorgvuldige verstrekking van deze gegevens aan huisartsen, ouders en kinderen. Met behulp van een derde partij wordt er zorggedragen voor begeleiding en ondersteuning aan ouders, kinderen en donoren tijdens de gegevensverstrekking. Ook de voorlichting is netjes op orde.

Het aantal behandelingen met donorzaad laat in 2015 geen verdere stijging zien en lijkt te stabiliseren. Het aantal behandelingen met donoreicellen lijkt iets af te nemen. Donatie van embryo’s vindt slechts op zeer beperkte schaal plaats.

Er is echter sprake van toename in het werk waar FIOM (een organisatie die hulp biedt bij ongewenste zwangerschap en afstammingsvragen) voor verantwoordelijk is, namelijk het tot stand brengen van de contacten tussen donorkinderen en de donor. De verwachting is dat dit aantal in de toekomst verder zal toenemen. Zeker zal dat het geval zijn als na 2020 de eerste kinderen de leeftijd van 16 jaar bereiken. Dit hangt samen met de leeftijdsregels die zijn opgesteld. Donorkinderen van 12 tot 16 jaar en ouders van donorkinderen tot 12 jaar kunnen de fysieke en sociale gegevens van de donor opvragen. Donorkinderen van 16 jaar en ouder kunnen daarnaast de persoonsidentificerende gegevens (geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum en woonplaats) van de donor opvragen.

Natuurlijk hoort er in zo’n jaarverslag ook inzicht in de cliënttevredenheid. Hierbij draait het niet om de vraag hoe tevreden een kind is over de weg waarlangs hij of zij op de wereld is gezet. De tevredenheid over de begeleiding wordt gemeten. En daarmee is het over het algemeen prima gesteld. In gezinnen waarvan ook donorkinderen onder de 16 deel uitmaken en die vermoedelijk dezelfde donor hebben als het oudere kind dat aan het begeleidingstraject meedoet, doen zich weleens ongemakkelijke (of lastige) situaties voor: hoe om te gaan met de donorgegevens en het ontstane contact ten opzichte van het kind dat te jong is om te vragen om donorgegevens en begeleiding?

Aan alle gebrokenheid en tragiek die het ‘gewone’ leven al met zich meebrengt, worden nieuwe vragen en tragiek toegevoegd door nieuwe technieken die zijn toegepast in het kunnen vervullen van een kinderwens. Die kinderwens kan ik als moeder begrijpen. De gemaakte keuzes begrijp ik ten diepste niet.

Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink is directeur NPV|Zorg voor het leven. Reageren? rubriekforum@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer