Stapje terug voor afbreekbare stent
Oplosbare stents doen het wat minder goed dan verwacht. Ze veroorzaken iets vaker, al is het marginaal, trombose in de stent dan de huidige generatie niet-oplosbare stents.
Dat blijkt uit onderzoek dat begin deze week is gepresenteerd op een internationaal congres van cardiologen in Washington.
In Nederland krijgen jaarlijks ongeveer 34.000 hartpatiënten een dotterbehandeling. Daarbij voert een interventiecardioloog via de lies een flexibel buisje (stent) in, dat een verstopte kransslagader opent en openhoudt.
Eerst werden daarvoor metalen stents gebruikt, zogeheten ”bare metal stents” (BMS). Helaas kwam in 15 tot 20 procent van de gevallen binnen een jaar de vernauwing weer terug door ingroei van littekenweefsel, de zogeheten ”in-stent-restenose”. Tegenwoordig gebruiken interventiecardiologen stents die bekleed (gecoat) zijn met een dun laagje polymeer dat medicijnen afgeeft die vernauwing van de kransslagader tegengaan.
„Die stents zijn nu zo goed doorontwikkeld dat ze nauwelijks meer problemen geven. Ze zijn nagenoeg perfect. Zelden treedt er nog trombose in de stent op. Slechts een enkele keer slibben ze weer dicht”, zegt prof. Niels van Royen, hoogleraar cardiologie in het VUmc en voorzitter van de Werkgroep Interventiecardiologie van de Nederlandse Vereniging van Cardiologie. Hij bezocht het congres in Washington.
Hij doelt op de zogeheten ”drug-eluting stents” (DES). Naast de voordelen, hebben ze echter ook een nadeel: ze zitten voor altijd in de kransslagaders en vormen als het ware een ijzeren kooi. Ze raken vergroeid in de vaatwand.
Het antwoord hierop was de biologisch afbreekbare stent. Deze lost langzaam in het lichaam op, wordt erdoor geabsorbeerd. Die stents zijn er inmiddels, gemaakt van zogeheten langeketenmelkzuur. Prof. Patrick Serruys van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam was de eerste Nederlandse interventiecardioloog die in 2009 zo’n afbreekbare stent plaatste. Het productieproces van deze afbreekbare stent werd steeds verder verbeterd. De verwachtingen waren hooggespannen: dit was de stent van de toekomst.
De eerste resultaten waren bemoedigend. Wel viel het cardiologen toen al op dat er binnen de biologische stents iets vaker sprake was van de vorming van een bloedstolsel: trombose.
In 2014 ging in 193 medische centra in Amerika onderzoek (Absorb III) van start, waarin de oplosbare stents werden vergeleken met drug-eluting stents (DES). De resultaten van die studie werden begin deze week op het congres van het American College of Cardiology in Washington gepresenteerd.
Van de 2008 patiënten kregen er 1322 een afbreekbare stent (Absorb) en 686 een DES. Uit de Absorbgroep bleek na een jaar 3 procent een nieuwe ingreep nodig te hebben, tegen 2,5 procent in de DES-groep. Ook kwam er in de Absorbgroep iets meer stenttrombose voor dan in de DES-groep. „Een iets tegenvallend resultaat. De afbreekbare stent is dus minder goed dan we hadden verwacht”, zegt prof. Van Royen. Wel is op het congres gesuggereerd dat deze enigszins tegenvallende uitkomsten te maken kunnen hebben met de techniek van inbrengen van de oplosbare stent, zo voegt hij eraan toe.
Naast het feit dan een oplosbare stent moeilijker is in te brengen, is zo’n stent ook niet in alle gevallen te plaatsen. Bijvoorbeeld als het gaat om bloedvaten met een doorsnee kleiner dan 2,5 millimeter.
Voorlopige resultaten van een Nederlandse studie onder bijna 2700 patiënten, waaraan meerdere ziekenhuizen hebben deelgenomen lieten vergelijkbare resultaten zien. Het AMC in Amsterdam en het Albert Schweitzer Ziekenhuis in Dordrecht behandelen hun patiënten met een oplosbare stent daarom langer met antistollingsmiddelen.
Intuïtief lijkt dat prof. Van Royen ook zinvol. „Maar je doet dat dan niet op basis van onderzoeksgegevens hierover bij patiënten met afbreekbare stents. Om iets te kunnen zeggen over eventuele voordelen van oplosbare stents ten opzichte van drug-eluting stents zullen we patiënten uit beide groepen vijf tot tien jaar moeten volgen.”