Oecumene: de ander zijn voeten wassen en niet de oren
Voor eenheid tussen de kerken kan alleen de weg worden voorbereid door ons voor de ander neer te buigen en hem de voeten te wassen en niet zijn oren. „En dat betekent steeds weer ook je eigen gezicht te verliezen en het mogelijk bij de ander terug te vinden.”
Dat betoogde de Duitse rooms-katholieke theoloog dr. Hubertus Blaumeiser tijdens een oecumenische bijeenkomst van protestantse en rooms-katholieke theologen, zaterdag in het Brabantse Nieuwkuijk. De bijeenkomst was georganiseerd door de Focolarebeweging en de Katholieke Vereniging voor Oecumene.
De Focolarebeweging, in 180 landen aanwezig, is een leefgemeenschap die streeft naar eenheid en broederschap van alle mensen. Zij heeft in Nederland haar centrum in de abdij Mariënkroon in Nieuwkuijk. Onder het motto ”Gaandeweg één. Impulsen voor oecumenische voortgang” gaven vertegenwoordigers van diverse kerkgenootschappen hun mening over de relatie tussen Rome en Reformatie, dit alles in het kader van 500 jaar Reformatie.
Blaumeiser is in ieder geval van beide ‘markten’ thuis: hij is lid van het internationale studiecentrum van de Focolarebeweging ”Scuola Abbá” voor ecclesiologie en pastoraaltheologie en in 1993 aan de Gregoriana te Rome gepromoveerd op de theologie van het kruis bij Martin Luther.
Hij begon met een reflectie op de ontmoeting in het Zweedse Lund, vorig jaar op Hervormingsdag, tussen de paus Franciscus en de vertegenwoordigers van de Lutherse Wereldfederatie. „Wat voor afspraken moeten er nu worden gemaakt en wat voor stappen moeten er worden gezet? En vooral: wanneer kunnen we eindelijk samen naderen tot de tafel van de Heer? Dat is geen theoretische vraag, maar een hartsvraag die ons allen diep raakt”, zei hij voor de ruim 400 bezoekers van de conferentie.
Blaumeiser bepleitte een radicale koerswijziging inzake de oecumene. „Het gaat er niet om dat we eenvoudigweg zeggen: Laten we vriendelijk zijn voor elkaar en laat ieder rustig zijn eigen weg gaan. De oplossing is ook niet een losse federatie of zelfs een kerk in eenvormigheid die er overal hetzelfde uitziet, overal dezelfde taal spreekt en maar één enkele theologie kent.”
Het gaat om een eenheid in verscheidenheid, aldus Blaumeiser, naar het beeld van de Drie-eenheid, in de betekenis van het gebed van Jezus: „Opdat zij één zijn zoals Wij.” „Een zodanige eenheid is alleen mogelijk in Christus en vanuit Christus. Deze eenheid is geen project dat door ons tot stand moet worden gebracht, maar een werk van de Geest. Zij is geen mensenwerk, maar genade.”
Blaumeiser bepleitte een „nieuw Pinksteren”, „een nieuwe geboorte van de ene en tegelijk katholieke, dat wil zeggen wereldwijde en diverse kerk.” „Al vanaf het moment dat Christus aan het kruis Zijn leven gaf en op de derde dag verrees, is het vuur van de goddelijke liefde uitgegoten over de hele mensheid en overal in de wereld werkzaam. In Christus zijn wij al één. Uitgaan van het perspectief van de eenheid betekent: meer te kijken naar wat God doet en wat voor God al werkelijkheid is, meer dan naar de grenzen en scheidingen die wij mensen hebben gemaakt.”
Het geloof in de Drie-enige God en in de gekruisigde Christus roept volgens Blaumeister gelovigen op tot een exodus: wij zijn geroepen om in de ander te leven, vanuit de ander te denken en te leven. Blaumeister citeerde in dit verband Luthers woorden: „Een christen leeft niet in zichzelf, maar in Christus en in zijn naaste. In Christus leeft hij door het geloof, in de naaste door de liefde.” En Luther legde dat zo uit: „De een moet voor de ander in zeker opzicht een Christus worden, zodat wij over en weer elkanders christussen zijn en Christus dezelfde in ons allen.”
Blaumeiser: „Deze woorden van Luther zijn kerkverbindend en roepen ons op tot een ommekeer. Wij allen vervallen steeds weer in de verkromming in onszelf, zoals Martin Luther dat noemde, met andere woorden egocentrisme, wat volgens paus Franciscus een dodelijke ziekte is.”
De leerstellige verschillen kunnen niet allemaal ongedaan worden gemaakt met wat de oecumenische theologen een „gedifferentieerde consensus“ noemen. Blaumeiser: „Naast legitieme verschillen bestaan er ook opvattingen waarmee wij het niet eens zijn en waarbij we soms lijnrecht tegenover elkaar staan. Eenheid in de waarheid kan uiteindelijk niet van bovenaf worden opgelegd noch als in een soort ultimatum worden afgedwongen. Uiteindelijk is de oecumene een weg met Jezus: door sterven en dood naar de verrijzenis. Eenheid kan pas dan groeien, wanneer wij er niet vandoor gaan wanneer het samenzijn moeilijk wordt, maar samen met de Gekruisigde volharden en elkaar accepteren, ook wanneer dat pijn doet.”
Dr. R. de Reuver, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, stelde dat de eenheid in Christus en daarmee van de oecumene in het kader staat van de komst van Gods Koninkrijk. Verscheidenheid is vervoeging en verdieping van eenheid, zei hij in aansluiting bij Blaumeiser. „Ik vind het verrassend dat Blaumeiser vanuit dit perspectief onze kerkelijke verscheidenheid duidt. Het roept bij mij de vraag op of de Reformatie die tot een breuk in de westerse kerk leidde, vanuit dit perspectief niet gezien moet worden als zegen en genade? Het roept tevens de vraag op welke betekenis deze oecumenische insteek heeft op kerkelijk niveau. Wat betekent deze geestelijke eenheid nu voor ons kerk zijn, hier en nu?”
Wanneer de kerk op zich laat inwerken wat Blaumeiser over het samen komen aan de tafel van de Heer, dan dringt de vraag zich op of „deze eenheid niet het diepst zichtbaar wordt in het breken en delen van brood en wijn”, aldus dr. De Reuver. „Als het waar is dat ieder lid van het lichaam de totaliteit in zich draagt, en als het waar is, dat we al één zijn in de Gekruisigde en Opgestane, mag de eucharistie of het avondmaal het punt zijn waarop onze wegen uiteen gaan?”
Kerk, ambt en sacrament zijn de drie grote thema’s waarop de verschillen tussen Rome en Reformatie zich toespitsen. „Inzet bij deze drie thema’s maakt het op dit moment nagenoeg onmogelijk hierin oecumenisch een stap voorwaarts te zetten. Zou een inzet en denken vanuit de werkelijke tegenwoordigheid in de eucharistie of het avondmaal niet een opening kunnen zijn om ook in deze tot concrete eenheid te komen? Ik ben me ervan bewust dat ik deze vraag eigenlijk niet hier moet stellen. Toch stel ik hem omdat de inspirerende bijdrage van Blaumeiser deze oproept.”
Bisschop dr. Hans van den Hende, voorzitter van de Nederlandse bisschoppenconferentie, benadrukte dat oecumene een project van de Geest is. „Christelijke eenheid is niet bereikbaar zonder Pinksteren en daarom zijn we nooit zonder hoop. Hoop is nog fundamenteler dan optimisme. Eenheid van de kerk is gave van God, maar ook opdracht voor alle gelovigen. Er is geen tegenstelling tussen het werk van de Geest en mensenwerk. Het is de Heer die ons roept tot eenheid. Scheiding brengt ergernis en schaadt de verkondiging van het Evangelie.”
Peter Sleebos, tot voor kort voorzitter van de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten (VPE), wees op de noodzaak van geloofsgesprekken en getuigenissen op het grondvlak, gezamenlijke lokale praise-avonden in een format die jongeren aanspreekt en het ontwikkelen van gezamenlijke lokale evangelisatie-initiatieven. „Met name de gewone gemeenteleden zouden daar een plaats in mogen krijgen. Wij kennen immers het priesterschap van alle gelovigen, zoals ook Luther dat verdedigde.”
Ook gezamenlijke conferenties over het werk van de Geest en de praktijk van de gaven van de Geest zijn voor hem onmisbaar. Bij dat laatste sloot Blaumeiser zich graag aan, zo reageerde hij. „Ervaring, getuigenis voor de wereld, leven met Christus. Zij typeren de kerk als een pinkstergebeuren. De eenheid van de kerk is een geschenk van God, teken van de Geest, Die over de gehele wereld is uitgestort. Ondanks onze verschillen zijn we open voor elkaar en gaan we geen muren optrekken die Christus voor ons heeft neergehaald.”
Richting dr. De Reuver stelde hij dat aan de werkelijke tegenwoordigheid in de eucharistie de eenheid in de opgestane Christus voorafgaat. „Laten we daarom eucharistisch leven in de opgestane Heer. Dan is de gemeenschappelijke tafel er eerder dan we denken. Kerkvaders vergeleken het tot eenheid komen met de vermaling van graankorrels tot meel. Zijn we al zover, zijn we bereid om ons te vermalen? Anders verwijst de gemeenschappelijke tafel naar iets, dat er nog niet is.”