Volksislam versus vitale kerk in Centraal-Azië
Vladimir en Katharina hoorden 26 jaar geleden voor het eerst het Evangelie. Net na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie overspoelden zendelingen hun land in Centraal-Azië. De twee deden zaterdag op de GZB-dag in Barneveld hun verhaal.
Het voorgangersechtpaar gebruikt schuilnamen. Ze komen uit een van de zogenoemde Stanlanden (landen waarvan de naam eindigt op -stan) in Centraal-Azië, maar vertellen liever niet uit welk land. De twee moeten voorzichtig zijn, omdat ze betrokken zijn bij een Bijbelcursusprogramma dat ook door niet-geregistreerde kerken in hun land wordt gebruikt. De cursussen vertalen ze naar de lokale talen en het materiaal passen ze aan aan de cultuur van hun land. Als de overheid daar weet van krijgt, kunnen ze het bij thuiskomst moeilijk krijgen.
Hun eigen kerk is wel geregistreerd en dus legaal. Op zondagmorgen komt de gemeente van zo’n 130 leden samen in haar kerkgebouw. Na de dienst eten de gemeenteleden met elkaar en vormen ze kleine groepen om Bijbelstudie te doen. ’s Avonds komt er in het gebouw een niet-geregistreerde gemeente samen.
In de tijd dat hun kerk geregistreerd werd, halverwege de jaren negentig, kon dat zonder veel problemen. Als je een gebouw had en twintig handtekeningen van potentiële gemeenteleden, was het in orde. Tegenwoordig gaat dat niet meer zo makkelijk. Je moet ten minste honderd handtekeningen hebben, maar dan nog ben je er niet. Er is een hele lijst met eisen waaraan voldaan moet worden. De grootste sta-in-de-weg is dat de overheid wil dat de verhouding tussen moslims (93 procent van de bevolking) en andere godsdiensten gelijk blijft. Voor elke nieuwe kerk moet dus een nieuwe moskee geopend worden.
In hun land is er vooral sprake van „volksislam.” Je wordt geboren als moslim en ook al doe je er niet veel aan, je blijft een moslim. Ex-moslims die christen zijn geworden, krijgen het vaak moeilijk door de sociale druk die er op hen wordt uitgeoefend. Katharina: „De vrouw is ondergeschikt aan de man. Wij kennen een meisje dat christen werd en vervolgens door haar broers in huis werd opgesloten en mishandeld.”
Het echtpaar is de derde generatie Koreanen die in het land wonen. Ze spreken de landstaal en Russisch, de taal die in de Sovjettijd op nummer 1 stond. In de tijd van Stalin werden hun voorouders vanuit Korea gedeporteerd naar de Stanlanden omdat de dictator eventuele onrust onder Koreanen wilde voorkomen. Hij deporteerde ook andere volken waarin hij potentieel gevaar zag. Koreanen hebben het in het land van Vladimir en Katharina verder goed. En als zij christen worden, wordt het hun minder moeilijk gemaakt dan de autochtone bevolking. „We vormen toch al een aparte groep”, verklaart Vladimir.
Blijdschap
Ondanks alle zorgen over het gebrek aan godsdienstvrijheid, is er ook blijdschap over de voortgang van het Koninkrijk van God. Na het interview getuigen de twee daarvan in de zaal waar zo’n 2000 belangstellenden samenkomen. Ze vertellen over het Bijbelgenootschap in hun land, dat pas de eerste Bijbel in de landstaal drukte. Zo’n 3000 Bijbels gingen als warme broodjes over de toonbank.
Verdriet en pijn kan God in blijdschap veranderen, weten de twee. Katharina: „Veel mannen werken in het buitenland om hun gezin te kunnen onderhouden. Hun kinderen groeien dus op zonder vader. Dat veroorzaakt veel leed, merk ik in de een-op-een-gesprekken met deze jongeren. Het is dan moeilijk om God als Vader te zien, omdat zij een slecht vaderbeeld hebben. Maar we mogen ook zien dat zij op het gebed langzamerhand hun harten openen en Hem toch als hun Vader mogen erkennen.”
Vladimir: „De gelijkenis van de verloren zoon stond op deze dag centraal. We hoorden over het grote hart van de Vader waarin de zoon mocht terugkeren, ongeacht wat deze meemaakte of had gedaan. Hij mag zijn God ontmoeten. Dat wonder zien wij in Centraal-Azië nog steeds gebeuren.”
Verdrukking in Centraal-Azië
Christenen in Centraal-Azië krijgen op heel verschillende manieren te maken met verdrukking. Tijdens de GZB-dag zaterdag vertelde Katharina: „Ik ken een voorganger die moest verhuizen omdat zijn kinderen op school werden gepest om hun geloof. Nu reist hij op en neer en komt hij wekelijks terug naar de plaats waar hij vroeger woonde om in de diensten voor te gaan. Een andere voorganger wilde zijn kerk verbouwen. Voor materialen moest hij naar een andere plaats, omdat de mensen in zijn dorp hem niets wilde leveren. En als je als christen je geliefde wilt begraven, kan je zomaar een plek op de begraafplaats geweigerd worden.”