„Wie sterft voor zijn geloof, heeft altijd gelijk”
Martelaren uit de Reformatietijd: vroeger kende iedereen ze, nu dreigen ze meer en meer vergeten te raken. Maar zaterdag kregen ze volop aandacht in de Sint-Catharijnekerk van Brielle.
Er zijn protestantse martelarenverhalen en katholieke martelarenverhalen, en vroeger werden ze aan weerskanten van de kerkelijke kloof vooral gebruikt om het eigen gelijk te bevestigen. Die benadering heeft evenwel in de geschiedschrijving steeds meer het veld geruimd. Zodoende kunnen beide soorten martelaren tijdens de voorjaarsbijeenkomst van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis (VNK) in Brielle broederlijk naast elkaar worden gezet.
Eerst spreekt dr. Charles Caspers van het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen over de martelaren van Gorcum. Negentien rooms-katholieke geestelijken werden in 1572 door Lumey’s watergeuzen vanuit Gorinchem naar Brielle gevoerd, ondervraagd en gemarteld en ten slotte in een kloosterschuur opgehangen. Ondanks het uitdrukkelijke bevel van Willem van Oranje om dat níét te doen.
Caspers, gespecialiseerd in de geschiedenis van bedevaarten, is vooral geïnteresseerd in de verhalen die in latere jaren over deze gruwelijke gebeurtenis verteld werden. Hoe leefde de geschiedenis voort, hoe ontstond de jaarlijkse bedevaart in Brielle, hoe hebben de martelaren van Gorcum –die in 1867 heilig werden verklaard– bijgedragen aan de emancipatie van de Nederlandse katholieken?
Aanvankelijk bleef de herinnering aan de Gorcumse martelaren volgens Caspers vooral in de Zuidelijke Nederlanden bewaard. „Zeventiende-eeuwse franciscanen groeven hun beenderen op en brachten de relieken over naar het zuiden. Daarnaast deden ze hun best voor de zaligverklaring van de martelaren – in 1675.”
In het protestantse Brielle herleeft de geschiedenis pas in de negentiende eeuw, dankzij versterking van de positie van de Nederlandse katholieken én de nationale identiteit. De herinneringscultuur krijgt vleugels nadat de paus in 1867 de martelaren van Gorcum heilig verklaard heeft, ondanks verzet van de Nederlandse bisschoppen die dat politiek gezien helemáál niet verstandig vinden: hun protestantse medelanders zouden zo’n heiligverklaring immers kunnen beschouwen als „aanslag op het vaderland en het koningshuis.”
In de vroege twintigste eeuw rijden en varen jaarlijks tienduizenden bedevaartgangers naar Brielle. Die bedevaarttraditie bestaat nog altijd, maar „een echt nationale bedevaart kun je het niet meer noemen.”
Een dergelijke herinneringscultuur hebben protestanten niet. Maar ook in de protestantse traditie zijn de verhalen over de martelaren van de Reformatie ongelooflijk belangrijk geweest, stelt prof. dr. Mirjam van Veen, hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Vrije Universiteit. Net als Caspers verwijst ze daarbij naar de beroemde uitspraak van de kerkvader Tertullianus: „Het bloed van de martelaren is het zaad van de kerk.”
Martelaren bewijzen de zaak waarvoor ze staan. Voor protestanten is dat dus het gelijk van de Reformatie. Van Veen: „Wie voor zijn geloof sterft, heeft per definitie gelijk. Wordt hij terechtgesteld, dan is zijn getuigenis met bloed bezegeld. Wordt hij vrijgelaten, dan heeft hij zijn vervolgers overtuigd. Maar in alle gevallen overwint hij door zijn standvastigheid.”
In de protestantse traditie is er geen sprake van bedevaarten, maar van martelarenboeken, martelarenliederen en martelarenbrieven. Al die teksten hebben een dubbel doel: bevestigen van de eigen identiteit en bezoedelen van de tegenstander. De wreedheden van de inquisitie worden breed uitgemeten, terwijl het volle licht valt op de protestantse standvastigheid.
Vervolgde kerk
De meeste van de „ettelijke duizenden” martelaren in de Nederlanden zijn doopsgezind. Zij vinden troost in de gedachte dat de ware kerk altijd vervolgd en verdrukt is geweest. „Martelaarschap bevestigt dus dat men op de goede weg is, terwijl de vervolger per definitie niet tot de ware kerk kan behoren.”
Voor gereformeerden ligt dat ingewikkelder, want die horen in de Nederlanden al gauw tot de bevoorrechte, dominante kerk. Van Veen: „Dat is nauwelijks te rijmen met het zelfbeeld van een vervolgde minderheid. Maar Nederlandse gereformeerden gaan zich sterk identificeren met vervolgde protestanten in Frankrijk en Bohemen, en dus kunnen ook zij zichzelf beschouwen als de vervolgde en verdrukte kerk.”
De protestantse gedachte dat de ware kerk altijd vervolgd werd, leidde tot grote solidariteit met vervolgden in andere landen. „Men dacht: dat moeten wel bijzondere navolgers van Christus zijn. Zo werd het een erezaak om de vervolgde kerk te helpen.”
Tijdens het middagprogramma konden de VNK-leden een kijkje nemen in het plaatselijke museum, de stad bezichtigen of een bezoek brengen aan het martelaarsveld en de bedevaartskerk in Brielle, die herinneren aan de martelaren van Gorcum.
Het VNK-bestuur werd zaterdag verrijkt met vier nieuwe leden, afkomstig uit het bestuur van het Kerkhistorisch Gezelschap, dat sinds 1 januari met de VNK is gefuseerd: prof. dr. Henk van den Belt, prof. dr. Fred van Lieburg, prof. dr. Peter Raedts en dr. Huib Uil.