Kerk & religie

Luther op de Rotterdamse Coolsingel

Shoppende dames, zich voortspoedende zakenlieden, claxonnerende bestelbusjes, gillende politieauto’s, knarsende trams: de Rotterdamse Coolsingel in al zijn rusteloosheid. En dan, plotsklaps, is daar, recht tegenover de altijd maar weer bezette McDonald’s, de Archiefwinkel. In de etalage een groot portret van Maarten Luther.

A. de Heer
13 May 2004 10:53Gewijzigd op 14 November 2020 01:13
ROTTERDAM - De Wolfshoekkerk, met haar koperen koepeldak, inspireerde menig kunstenaar. Deze prentbriefkaart dateert uit 1930. - Foto RD
ROTTERDAM - De Wolfshoekkerk, met haar koperen koepeldak, inspireerde menig kunstenaar. Deze prentbriefkaart dateert uit 1930. - Foto RD

”Doop-Namen beginnende met de letter A”, vermeldt de eerste bladzijde van het doopboek - in sierlijk handschrift. „1604 den 21 Maart is gedoopt: Anneken…”

Het doopboek, dat de periode 1604 tot 1804 bestrijkt, markeert het ontstaan van de lutherse gemeente Rotterdam, dit jaar vier eeuwen geleden. Aanleiding voor de huidige (regio)gemeente om verschillende activiteiten te ontplooien. Een daarvan: een tentoonstelling (die tot 14 september loopt) in de Archiefwinkel -een dependance van het Gemeentearchief Rotterdam- aan de Coolsingel.

De historie van de Rotterdamse gemeente begint zo rond 1590, als een groep mensen bij elkaar komt die allen de Augsburgse Confessie als kerkleer aanvaarden. In 1604 stelt deze groep zijn eerste eigen predikant aan: Andreas Nesscher, een (niet theologisch gevormde) ziekentrooster. Hij wordt beschouwd als de stichter van de lutherse gemeente Rotterdam. Nesscher legt ook het eerste doopboek aan.

Het duurt tot 1608 voordat de lutheranen hun eigen kerkgebouw krijgen: de Martinistenkerk, in het Quackernaeck. Op last van het stadsbestuur mag het bedehuis niet als zodanig herkenbaar zijn: de lutherse religie is dan nog geen algemeen geaccepteerde godsdienst.

Geldgebrek leidt ertoe dat de Martinistenkerk ernstig verwaarloosd raakt. In 1651 verhuist de lutherse gemeente naar een nieuw kerkgebouw, de ”Luthersche Kerk op ’t Colchoseiland”. Een register van giften, oftewel van „Goetwillighe en Hertgrondlijcke Liefdes-Oeffening gepleegt aan’t Nieu-Geboude Godts-Huijs voor de Christlijcke Gemeente onder ’t Formulier van de Ongeanderde, Carolo V overgegevene Augsburgse Confessie” is deze maanden in de Archiefwinkel te bewonderen.

Ook deze kerk redt het echter niet. In het jaar 1732 bieden drie kerkenraadsleden een perceel, gelegen aan de Wolfshoek, aan de gemeente aan. Daarop wordt een nieuwe kerk, een ontwerp van Titus Faber, gebouwd. De Wolfshoekkerk, die plaats biedt aan zo’n 1100 kerkgangers, wordt in 1739 ingewijd. Menig schilder raakt geïnspireerd door de schoonheid ervan. Tal van schilderijen en kopergravures zien het licht, waaronder een ”Gezigt van de Lutherse Kerk der Stad Rotterdam, van de Noord Blaak te zien”. Met zijn koperen koepeldak vormt het godshuis dan ook „een sieraad voor de Rotterdamse binnenstad.”

Een zekere A. C. Hauck vervaardigt in 1780 een ”trompe l’oeil”: een „bedrieglijk echt getekende voorstelling van een verzameling prenten en briefjes betreffende de Wolfshoekkerk, die met een punaise en met spelden aan een met behang beklede muur zijn bevestigd.” Te zien is onder meer het ”portret van D: Martinus Lutherus”, die „bloeijde in ’t Iaar 1540, is overleden in ’t Iaar 1546 uit Achting opgedragen aan den Heer A. Burmester Koopman te Rotterdam door zijn Ed. dienstwillige dienaar A. C. Hauck.”

De Duitse bombardementen in de meidagen van 1940 betekenen ook het einde van de zo glorieuze Wolfshoekkerk. Zijn schoonheid gaat verloren; een puinhoop is wat rest.

Tijdens de oorlogsjaren kerkt de gemeente in de Lutherkapel aan de Nozemanstraat, en in de Victoriabioscoop aan de Bergweg. Tegelijkertijd zamelt ze geld in voor een nieuw kerkgebouw. Dat komt er ook, zij het niet langer in de Rotterdamse binnenstad: daar stelt het stadsbestuur geen ruimte meer beschikbaar. Op vrijdag 17 oktober 1947 „’s middags circa drie uur” wordt „met een eenvoudige plechtigheid de laatste paal geslagen” voor „de bouw van de nieuwe Evangelisch-Lutherse Kerk aan de Gordelweg hk. Bergweg, alhier.” Twee jaar later, op 2 oktober 1949, heeft de inwijding plaats van de eerste naoorlogse kerk in de havenstad.

In deze Andreaskerk, ontworpen door Bart van der Lecq, komt de (kleine) lutherse gemeente Rotterdam nog altijd samen. Predikant is ds. M. L. van Wijngaarden (die op 26 mei voor het Rotterdams Historisch Café een lezing hoopt te verzorgen over 400 jaar Lutherse Gemeente Rotterdam).

Voor de volledigheid: in 1952 kreeg Rotterdam-Zuid haar eigen Vaste Burchtkerk. In 1984 werd zowel dit kerkgebouw als de Lutherkapel (1929) afgestoten. Reden: een almaar verder dalend kerkbezoek.

De expositie toont verder nagenoeg alle portretten van predikanten die de lutherse gemeente in de achterliggende 400 jaar hebben gediend. Daarnaast is er aandacht voor, hoe kan het anders, de kerkhervormer Luther en diens tegenspeler Erasmus; en voor de verdeeldheid, die ook deze gemeente niet voorbij is gegaan. „Tussen 1921 en 1952 verschijnen er zelfs twee gemeentebladen naast elkaar: Onze Kerkbode (rechtzinnig) en Gemeenteleven (vrijzinnig).”

Te zien zijn voorts ”Instructies voor de predikanten” (1767). „Krankzinnigen naart dolhuis zenden daarvoor wordt betaald f 104 int Jaar zie Amp: 24 feb. 1796.” Een gedrukte aankondiging van gebeden (18e eeuw). Gebed had bijvoorbeeld plaats voor „2 broedren en 1 zuster met zware toevallen bezogt.” Maar ook voor zeelieden - naar Oostindien, Westindien, de Straat Davids, Petersburg. Een ”Bedeelboek” (1855-1857). Een negentiende-eeuws formulier als „aandenken aan den gewigtigen dag der Geloofsbelijdenis.” En een zeldzaam psalm- en gezangboek in schildpad-kalfsleren band, verguld op snee, uit 1795. „Voorzover bekend zijn er maar twee exemplaren in Nederland.”

Ook op sociaal gebied waren de Rotterdamse lutheranen actief. Zo beschikten ze over verschillende maatschappelijke instellingen, onder meer een weeshuis en (later) een lidmatenhuis. Een ”Schaftlijst” van het weeshuis biedt inzage in de maaltijden die de vader- en moederlozen dagelijks voorgeschoteld kregen. Tamelijk eentonig, is de indruk die overblijft. „Des zondags, het geheele Jaar, Soep met versch Vleesch, en groenten daarin, zo lang als zij te bekomen is. Avonds, een boterham, met een glas bier daarbij, van 4 Gulden de Ton.” Maar ten minste eens per jaar was er feest: het feest Knaack om precies te zijn. Op 31 maart. Met biefstuk, sinaasappelen en bier.

Het weeshuis huisvestte ook een naaiwinkel. Het ”Reglement voor den Winkel” bepaalde onder meer wat de weeskinderen hier in elk geval níét mochten doen. „Op den Winkel zijnde geene gemeene Spreekwijzen bezigen of Liedjes zingen, ook niet spelen onder het werken of oneerbiedig zijn onder het Bijbel lezen of zingen der Gezangen.”

Een lutherse expositie op de Coolsingel. Bezoeker Maurice Schütz meldt in het gastenboek als zijn mening: „Het is een mooie en feestelijke tentoonstelling. Als lutheraan ben ik er heel erg blij mee.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer