Geldgebrek bij scholenbouw
Veel scholen zijn aan vervanging toe. Nieuwbouw wordt steeds duurder, door stijgende bouwkosten. Als gemeenten niet meer geld beschikbaar stellen, komen scholen in de problemen, stelt de PO-Raad.
Bijna 7 ton. Zo groot is het gat in de begroting bij de nieuwbouw van de protestants-christelijke basisschool De Glashorst in het Gelderse Scherpenzeel. „Dat baart ons als bestuur veel zorgen”, zegt directeur-bestuurder Henk Jonker van De Viermaster, Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs in Ederveen, waar de school onder valt. „Ik loop al heel wat jaren mee, maar zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. Het is een heel bijzondere tijd om scholen te bouwen.”
De Glashorstschool is niet de enige basisschool met geldtekort. De PO-Raad, de belangenorganisatie van scholen in het primair onderwijs, stelt dat het om een groot, landelijk probleem gaat. Volgens de PO-Raad zijn landelijk gezien duizenden scholen toe aan een opknapbeurt. De stijgende bouwkosten door het einde van de crisis brengt de besturen daarbij in de problemen. „De gemeente dient voldoende middelen beschikbaar te stellen waarmee een school kan worden gebouwd die voldoet aan alle eisen. De genormeerde vergoedingen in de gemeentelijke verordeningen liggen daar ruim onder”, weet woordvoerder Ad Veen.
Als scholen te weinig budget hebben voor renovatie en de gemeente niet meer betaalt dan de norm, kan een school niet vernieuwen, geeft hij aan. „Schoolbesturen mogen ook maar beperkt investeren in hun gebouwen. Mede hierdoor zitten we nu met een situatie waarbij de gebouwen gemiddeld ouder zijn dan veertig jaar en nauwelijks verduurzaamd zijn. Het binnenklimaat van 80 procent van de scholen is matig tot slecht. En dan hebben we het nog niet over het gebrek aan gebouwen die passen bij hedendaags onderwijs: veel gebouwen zijn niet meer toegerust op moderne toepassingen.” Leraren in het basisonderwijs geven hun schoolgebouw gemiddeld niet hoger dan een 5,7, blijkt uit onderzoek van de PO-Raad.
Bouwbesluit
Het voormalige gebouw van de Scherpenzeelse Glashorstschool was inmiddels ook zo’n vijftig jaar oud. Het is deze winter afgebroken; de leerlingen krijgen op dit moment les op een tijdelijke locatie. Voordat de nieuwe school gebouwd kan worden, zijn er nog wel wat hobbels te nemen.
Daar zag het eerst niet naar uit, vertelt directeur Jonker. Het toegezegde bedrag vanuit de gemeente, volgens de normvergoeding van 2015 die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is vastgesteld, leek voldoende. Een andere nieuwe basisschool in Scherpenzeel, De Korenmaat, die ook onder De Viermaster valt en dit schooljaar in gebruik is genomen, kwam na een aanvulling vanuit het bestuur namelijk ook gewoon uit met het budget dat de gemeente beschikbaar stelde.
Maar nu het bestuur bezig is met de aanbestedingsfase voor De Glashorst, blijkt er in de laatste twee jaar veel veranderd te zijn. Zo is er in 2015 een bouwbesluit aangenomen met aanvullende eisen voor de nieuwbouw van scholen, die bijvoorbeeld voor meer frisse lucht in de lokalen moet zorgen. Daar gaat extra geld in zitten. Daarnaast zijn de bouwprijzen „enorm gestegen”, aldus Jonker. En inderdaad: volgens BDB Bouw(kosten)data zouden de tarieven van bouwers vorig jaar met 6,6 procent gestegen zijn en zal dat dit jaar nog eens 8,6 procent kunnen zijn.
Vanuit het bestuur is er best wat extra geld beschikbaar, geeft Jonker aan. „Ruim 2 ton extra om een goed gebouw te realiseren en het gebouw duurzamer te maken, met zonnepanelen en een warmteterugwinsysteem, kunnen we als bestuur best opbrengen. Dat verdient zichzelf ook weer terug.” Maar 6 of 7 ton aanvullen? Dat gaat niet.
Aanvullend budget
In juni schreef Jonker daarom een brief naar de gemeenteraad, met het verzoek een aanvullend budget beschikbaar te stellen. „In andere gemeenten, ook in de directe omgeving van Scherpenzeel, lopen schoolbesturen tegen hetzelfde probleem aan. De normvergoeding is niet meer voldoende. Maar het verschilt erg hoe de desbetreffende gemeenten ermee omgaan.”
In Utrechtse Heuvelrug draagt de gemeente volgens Jonker 35 procent meer bij dan de normvergoeding. Dat geldt ook voor Barneveld. In Renswoude, waar ook een nieuwe school van De Viermaster komt, buigt de gemeente zich binnenkort over het voorstel om 20 procent extra te betalen. „Dat al die gemeenten geld toeleggen, laat zien dat de normvergoeding niet klopt en dat de stijging ervan achterblijft bij de stijging van de bouwprijzen en de strengere eisen die het bouwbesluit uit 2015 stelt”, concludeert Jonker.
Versobering
De gemeente Scherpenzeel heeft besloten eerst de aanbesteding af te wachten, geeft wethouder H. J. C. Vreeswijk aan. „We hebben al meerdere keren met elkaar om de tafel gezeten. Toen de architect liet doorschemeren dat het ontwerp niet binnen het budget zou passen, zei ik meteen dat alles dan maar wat minder luxe zou moeten worden, omdat een school in principe met het beschikbaar gestelde bedrag gebouwd moet kunnen worden. Als we met de normvergoeding van 2016 zouden rekenen, zou dat in dit geval 50.000 euro schelen, maar daarmee komen we nog niet in de buurt van de 7 ton die de school nu tekortkomt. Het versoberde voorstel waar ik om vroeg, heb ik nog niet gezien. Als de aanbesteding rond is en als blijkt dat de huidige plannen echt niet gefinancierd kunnen worden en bezuinigen ook niet gaat, ben ik bereid met een voorstel naar de gemeenteraad te gaan. Natuurlijk, want de oude school is al afgebroken en er moet hoe dan ook een nieuwe komen. Maar nu heeft een verzoek aan de gemeenteraad nog geen zin. Ik moet met feiten komen, anders kan ik zelf niet eens beoordelen of zo’n verzoek gerechtvaardigd is.”
In maart is er meer duidelijkheid over de aanbesteding. Jonker: „Ik heb er alle vertrouwen in dat het goed gaat komen. De gemeente denkt constructief mee. Wanneer de normvergoeding vanuit de Vereniging van Nederlandse Gemeenten evenredig zou stijgen met de bouwkosten en de eisen die in het bouwbesluit uit 2015 staan, zou er helemaal geen probleem zijn. Het is jammer dat dat nog niet het geval is.”
Normvergoeding
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) erkende onlangs in het Algemeen Dagblad dat de normvergoedingen te laag zijn, omdat ze zijn gebaseerd op normen uit 1985 voor het neerzetten van een sober, doelmatig schoolgebouw. „Deze bedragen houden geen rekening met hogere kwaliteitseisen”, aldus woordvoerder Liane ter Maat.
Volgens Ad Veen van de PO-Raad is het aanpassen van deze vergoedingen noodzaak. „Allereerst om de opgelopen achterstand in te halen, daarna om alles op peil te kunnen houden.” Slechte schoolgebouwen leiden volgens hem aantoonbaar tot opbrengstverlies. „Investering in de kwaliteit van het onderwijs en in het onderwijzend personeel moet daarom samengaan met investeren in de gebouwen”, stelt hij.
De VNG en de PO-Raad hebben vorig jaar samen met de VO-raad, de belangenorganisatie voor voortgezet onderwijs, een brief aan staatssecretaris Dekker geschreven. Daarin stellen ze voor dat gemeenten en de schoolbesturen samen verantwoordelijk worden voor de gebouwen. Op dit moment zijn beide partijen ieder voor een deel verantwoordelijk, wat in de praktijk lastig blijkt. Komend voorjaar gaat Dekker met de VNG, de PO-Raad en de VO-raad in gesprek om in ieder geval op dit punt verbetering te bereiken. „De uitwerking zal nog wel enige tijd vergen”, denkt Veen.
Schoolbord met krijtjes
Niet alleen bij nieuwbouw van scholen is het beschikbare budget vanuit de overheid ontoereikend. Ook bij het onderhoud van schoolgebouwen en de aanschaf van lesmaterialen, wat de „materiële instandhouding” wordt genoemd, komen meer kosten kijken. Basisscholen komen daarbij niet uit met het bedrag dat de overheid ervoor beschikbaar stelt. Het gaat gemiddeld om een tekort van 55.000 euro per school. Dat blijkt uit recent onderzoek van organisatieadviesbureau Berenschot in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ook hierbij spelen verouderde normbedragen een rol. Die bedragen zijn bijvoorbeeld gebaseerd op schoolborden met krijtjes, terwijl scholen tegenwoordig gebruikmaken van digiborden.
Het tekort wordt vaak door de scholen zelf aangevuld uit een ander potje, waardoor er daar minder geld overblijft. De PO-Raad vindt dit „onacceptabel.” „Iedere cent die een school meer aan de materiële instandhouding uitgeeft dan ervoor beschikbaar wordt gesteld, komt niet in de klas terecht. Dat betekent een hogere werkdruk voor leraren, grotere klassen en minder klassenassistenten. Dat is onaanvaardbaar”, aldus Rinda den Besten, voorzitter van de PO-Raad. „Niet alleen gaat dit ten koste van leerlingen en leraren, de school kan bovendien niet investeren in de broodnodige innovatie en ict.”