Een Bethel voor gehandicapten
Een huis van God voor gehandicapten. Dat wil Bethel in het Duitse Bielefeld zijn. De stichting, die in acht Duitse deelstaten actief is en de grootste diaconale organisatie van Europa is, viert dit jaar haar 150-jarig bestaan.
„Dienende liefde drijft mij, jegens iedereen, maar in het bijzonder jegens alle medemensen die door gebrek aan liefde verbitterd, gevallen, verarmd, uitgeput of anderszins ziek en ellendig zijn. Om van hen godvruchtige, gelukkige, vrolijke, dankbare mensen te maken tot eer van God en tot welzijn van ons vaderland.”
Dit schrijft ds. Friedrich Christian Karl von Bodelschwingh in 1883 aan de Duitse kroonprins Friedrich Wilhelm, de latere keizer Friedrich III. De predikant stond aan de wieg van de grootste gehandicapteninstelling van Duitsland: Bethel.
Von Bodelschwingh groeide op in een welgesteld gezin in de Duitse plaats Tecklenburg in de deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen. Zijn vader was er burgemeester. Later verhuisde het gezin naar Koblenz en naar Berlijn. Daar werd Friedrichs vader minister van Financiën en later minister van Binnenlandse Zaken.
Op 23-jarige ging Friedrich theologie studeren in Basel en Erlangen. Na zijn studie werd hij hulpprediker in de lutherse gemeente te Parijs. In de Franse hoofdstad woonden destijds meer dan 60.000 Duitsers. Vervolgens werkte hij zes jaar in de Westfaalse gemeente Dellwig.
In 1872 nam ds. Von Bodelschwingh een beroep aan als geestelijk verzorger van een instelling in Bielefeld, ten zuidoosten van Münster, waar 25 jonge epileptici werden verpleegd. De gehandicapteninrichting bestond toen vijf jaar en was opgericht door de Innere Mission, een beweging die zich richt op zending in de eigen omgeving door woord en daad.
Onder leiding van ds. Von Bodelschwingh kwamen allerlei activiteiten tot stand: er verrezen verschillende paviljoens, werkplaatsen en andere gebouwen. Ook zorgde hij voor de opleiding van verplegend personeel. In 1874 gaf hij de instelling de Bijbelse naam Bethel, wat ”huis van God” betekent.
Ds. Von Bodelschwingh stelde dat men een „toevallijder” moest beschouwen als een normaal persoon en niet als een „blijvende invalide of een maatschappelijke paria.” De beste therapie was werken: „Arbeid, nuttige, vrolijke arbeid, is de beste medicijn voor onze zieken.” Ook moedigde hij de beoefening van muziek en zang aan.
Toen hij op 2 april 1910 overleed was Bethel uitgegroeid tot een grote plaats waar duizenden epileptici liefdevolle aandacht kregen. Maar niet alleen zij, ook geestelijk en lichamelijk gehandicapten, ouden van dagen en werklozen ontvingen er zorg.
Zijn zoon Fritz, die hem opvolgde en eveneens predikant was, wist tijdens het nazibewind te voorkomen dat patiënten het slachtoffer werden van Hitlers euthanasieprogramma. Hij tekende op hoog niveau protest aan tegen de euthanasieacties en weigerde registratieformulieren in te vullen.
Vanwege zijn internationale bekendheid in de wereld van protestantse welzijnsorganisaties werd ds. Von Bodelschwingh junior niet gearresteerd en was zijn verzet redelijk succesvol.
In de zomer van 1941 werden uit Westfalen 27 ziekentransporten met 2890 patiënten naar de gaskamers van Hadamar gestuurd. Alleen Bethel liet geen gehandicapte gaan, de hele oorlog lang. Wel bombardeerden nazi’s het ziekenhuis, waarbij elf gehandicapte kinderen en een verpleegster omkwamen.
Financieel had Bethel het niet altijd gemakkelijk. In 1921 schreef ds. Fritz von Bodelschwing in een brief aan de achterban dat Bethel meer dan 4500 „kranke kinderen, dakloozen, vermoeide en lijdende menschen van allerlei aard” verzorgde.
„Bijna de helft hiervan lijdt aan vallende ziekte. Onder dezen zijn velen voor wie niemand zorgt en er is nauwelijks een enkele, die ons zooveel betalen kan, als zijn onderhoud kost. We hebben ongeveer elken dag 1000 mud brandstof noodig! En de kas is leeg en de schulden vermeerderen zich steeds, hoe zuinig we ook zijn.”
Anno 2017 is de Bethelstichting, officieel de Bodelschwinghse Stiftungen Bethel, in acht Duitse deelstaten actief. Ze kon vorig jaar zo’n 230.000 patiënten helpen. De stichting, waar zo’n 18.000 mensen werken, biedt zorg aan epilepsiepatiënten, gehandicapten, ouderen, psychisch zieken, jongeren en daklozen.
Ze beheert verschillenden ziekenhuizen, verzorgingshuizen, een kinderhospice, tehuizen voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke of meervoudige handicap, werkplaatsen en scholen. De Bethelstichting vormt zo de grootste diaconale instelling van Europa.
In Bielefeld is de wijk Bethel uitgegroeid tot een christelijk dorp waar 2300 gehandicapte en 3700 niet-gehandicapte mensen wonen en werken.
150 jaar „er voor mensen zijn”
De Bethelstichting viert haar 150-jarig bestaan –onder het motto ”Er voor mensen zijn”– dit jaar met meer dan honderd activiteiten. Deze variëren van meerdaagse internationale workshops tot diverse tentoonstellingen.
Een van de hoogtepunten is de foto-expositie onder de naam ”Wir sind viele” die vorige week dinsdag werd geopend in de Duitse Bondsdag. De tentoonstelling toont vijftig portretten van gehandicapten die de fotograaf Jim Rakete in diverse instellingen van Bethel maakte. Op tweede paasdag vindt er een televisiekerkdienst plaats waarin het werk van Bethel centraal staat. In juni staat er een festival op de agenda voor bewoners, medewerkers en vrijwilligers.
De Duitse zangeres Annette Humpe lanceert in maart een lied ter gelegenheid van het jubileum van Bethel. Circus Roncalli organiseert in de zomer twee voorstellingen samen met gehandicapten uit de diverse Bethelinstellingen.
Ook in het buitenland wordt het jubileum gevierd. In Japan strijkt in de herfst een reizende tentoonstelling neer over het werk en de geschiedenis van Bethel.
Lees ook in Digibron
Een troepje arme kinderen (Reformatorisch Dagblad, 20-01-2010)
Brief van Pastor F. von Bodelschwingh aan achterban (De Wartburg, 07-01-1921)