Echt bidden
Psalm 34:7a
„Deze ellendige riep, en de Heere hoorde.”
Wat is elk natuurlijk mens ellendig! Gods volk leert zich door ontdekking nadrukkelijk kennen als ellendigen. Ellendig in geloof, ellendig in gebed, ellendig in troost en moed, ellendig in al zijn lichte en beste tijden. Ellendig van zijn bekering af tot aan zijn laatste snik toe. Bewaart God hem niet, dan valt hij in de zonde. Vertroost God hem niet, dan pijnigt hem de verzoeker. Geeft de Geest hem geen vrijmoedigheid, dan schaamt hij zich voor de eer en leer van Zijn Koning.
Deze ellendige riep! Werken kon hij niet meer en als hij zich dan geschaamd had om te bedelen, dan was het waarlijk erg geweest. Maar nee, hij wilde liever bedelaar zijn tot aan zijn dood toe. Hij had geen geld om te kopen en geen kracht om te werken en daarom was het ’t beste maar om naar de bedelstaf te grijpen. Hij riep! Hij zuchtte niet alleen, maar het kwam tot bidden, tot uitroepen: „Och Heere! Och werd mijn ziel door U gered!”
Waaruit komt dat roepen voort? Dat maakt de Geest aan de gang. Anders is het zo’n koud werk en als de ziel zit of staat om te bidden, dan weet hij niet wat hij het eerst of het laatst zeggen zal. Bidden zonder de Geest is als gaan zonder voeten, werken zonder handen, zien zonder ogen en spreken zonder mond.
Wulfert Floor,
landbouwer te Driebergen
(”Eenvoudige oefeningen”, 1914)