Kinderdijk-Alblasserdam v.v.

„Het geldt voor nu en later: wantrouwt de macht van wind en water.” Dit is een gevleugeld gezegde in de buurt van Kinderdijk. De polders van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden liggen meters beneden de zeespiegel en de streek is maar liefst 33 keer door overstromingen getroffen. Aan de andere kant boden de rivieren werkgelegenheid aan schippers en scheepsbouwers, maar vergden ze tegelijk de bouw van windmolens, stoom-, diesel- en elektrische gemalen. Vier generaties waterpompen zijn in deze streek terug te vinden en daarvan werken er nog drie. De molens van Kinderdijk staan niet voor niets op de Werelderfgoedlijst van de Unesco.

Kees de Heer
7 May 2004 09:40Gewijzigd op 14 November 2020 01:12
Waterschap de Overwaard zorgde in 1740 voor een rij van acht houten, achtkantige met riet gedekte grondzeilers die de boezem op peil moesten houden. Verderop staan de acht ronde stenen varianten van waterschap de Nederwaard uit 1738, die dezelfde taak had
Waterschap de Overwaard zorgde in 1740 voor een rij van acht houten, achtkantige met riet gedekte grondzeilers die de boezem op peil moesten houden. Verderop staan de acht ronde stenen varianten van waterschap de Nederwaard uit 1738, die dezelfde taak had

Waar komt de naam Kinderdijk vandaan? Oud-Alblas en Alblasserdam danken hun naam natuurlijk aan de Alblas, het meanderende riviertje dat vanouds een groot veenmoeras ontwaterde. Maar het eerste deel van de naam Kinderdijk is minder vanzelfsprekend.

Een oude legende verschaft duidelijkheid. Het verhaal gaat dat er op deze plek tijdens de Sint-Elisabethvloed van 19 november 1421 een wiegje is aangespoeld met daarin een huilend kindje en een kat. Al deinend op de golven was de kat afwisselend van bak- naar stuurboord gesprongen om het wiegje tegen omslaan te beschermen. Zodoende kwamen mens en dier ongedeerd aan wal.

Sloopplan
Tegenwoordig is de naam Kinderdijk wereldberoemd. Iedere Japanner die Holland bezoekt, wil vroeg of laat met de indrukwekkende molenrijen op de foto. Het molencomplex trekt dagelijks tientallen touringcars en er komt regelmatig een filmploeg langs.

Toch had het echt niet zo veel gescheeld of de helft van de molens was afgebroken. In 1930 had waterschap de Overwaard serieuze plannen om acht van de negentien Kinderdijkse molens gewoon te slopen. Na de bouw van een groot dieselgemaal waren de windmolens immers niet meer nodig voor de bemaling en men vond het onderhoud eigenlijk te duur.

De provincie Zuid-Holland stak een stokje voor het plan. Achteraf bekeken was dat een handige zet. Niemand uit de wijde omtrek zou er nu nog voor pleiten om de kip met de gouden eieren te slachten. De molens zijn in 1997 op de Werelderfgoedlijst van de Unesco geplaatst. Het 175 hectare tellende, vogelrijke moerasgebied achter de molens kreeg in 1988 de status van beschermd natuurgebied. Zowel qua natuur als cultuur is de omgeving van Kinderdijk een uiterst boeiende streek.

Het uiterlijk van de Alblasserwaard wordt grotendeels bepaald door de omringende rivieren: Lek, Merwede, Noord en Linge. Je ziet de invloed van het water aan de forse scheepswerven, de lintbebouwing langs dijken en aan de ronde, diepe kolken op alle plekken waar de rivierdijk ooit is bezweken. In feite is ook het grote aantal molens aan die rivieren te danken. Zonder de hulp van molens zou deze streek een onbegaanbaar moeras zijn gebleven.

Veenmoeras
De Alblasserwaard is gekoloniseerd tussen de tiende en de dertiende eeuw. Het was toen nog een hooggelegen veenmoeras dat door de Alblas, Giessen, Goudriaan en andere kronkelende veenstroompjes op een natuurlijke manier werd ontwaterd. Men woonde op de iets hogere oeverwallen langs deze riviertjes, die het minst vaak overstroomden. Sinds het eind van de dertiende eeuw probeerden de kolonisten hun land en hun andere bezittingen te beschermen tegen overstromingen, door de aanleg van dijken, sluizen, boezems, kanalen, sloten en stuwen. Op deze manier lukte het boeren doorgaans vrij goed om in de landerijen droge voeten te houden.

Na de ontginning begon het veen fors in te klinken. Aanvankelijk lag het veen hoger dan de riviertjes, maar vanwege de inklinking van het veen kwamen de landbouwpercelen nog lager dan de riviertjes te liggen. Het water stroomde niet langer naar buiten, maar naar binnen. Daarom bouwden de bewoners vanaf de vijftiende eeuw poldermolens om het polderwater naar de boezems te pompen. Vervolgens moesten ze het overtollige boezemwater nog wel in de grote rivieren storten. Die klus werd steeds lastiger. Aanvankelijk loosden de streekbewoners het water gewoon bij het laagste puntje van de Alblasserwaard, helemaal in het westen bij Kinderdijk, waar de waterstanden bij eb het laagst waren. Maar met de grotere toevoer van polderwater werd de waterbeheersing ingewikkelder. Er moesten forse bergboezems komen, voor het tijdelijk opslaan van water als de hoge stand van het rivierwater lozing belette.

De Alblasserwaard had destijds twee belangrijke waterbeheerders: het waterschap van de Nederwaard, dat het stroomgebied van de Alblas beheerde, en het waterschap van de Overwaard, dat zorg droeg voor het stroomgebied van de Giessen. Zij konden het echter niet eens worden over de organisatie van de afwatering en dus legden ze beide een kanaal aan, dat als tijdelijke opslagplaats ofwel boezem moest fungeren.

Noodopvang
Toen de capaciteit van de boezem vanwege de klink van het veen onvoldoende werd, zorgden beide waterschappen voor een noodopvang bij Kinderdijk. De omliggende polders werden van kades voorzien en via sluisjes onder water gezet. Zodra de waterstand in de kanalen te hoog werd, liet men het overtollige water in deze landerijen stromen en vervolgens kon het overschot tijdens lage waterstanden in de rivier wegstromen via de sluisjes in de Lekdijk.

Pas in de achttiende eeuw verschenen de indrukwekkende molenrijen die nu het landschap van Kinderdijk bepalen. Beide waterschappen introduceerden een getrapte bemaling, met een lage en een hoge boezem. De kades rond de noodopvang gingen fors omhoog, zodat er veel meer water in kon worden opgevangen. Maar de consequentie was dat het water voortaan nog hoger moest worden opgepompt.

Traditiegetrouw pakten beide waterschappen dit op een eigen manier aan. In 1738 bouwde de Nederwaard acht ronde, stenen molens om het water uit het kanaal (de lage boezem) naar de noodopvang (de hoge boezem) te krijgen. In 1740 zorgde de Overwaard voor acht houten, met riet gedekte, achtkantige molens, die diezelfde taak bij het andere kanaal kregen.

Alle zestien molens zijn van het type grondzeiler, dat wil zeggen dat de wieken tot op de grond reiken. Verder is opvallend dat vijf molens van de Nederwaard niet netjes op één lijn staan, maar om en om verspringen, zodat ze elkaar niet hinderen bij de windvang.

Gemalen
De introductie van stoomgemalen was de volgende stap. Want vanwege de stijgende waterstanden in de Lek konden de waterbeheerders wel wat extra pompcapaciteit gebruiken. In 1869 installeerden beide waterschappen gelijktijdig een stoomgemaal als hulpkracht naast de windmolens.

Rond 1930 zorgden beide waterschappen voor een dieselgemaal. Sinds 1972 gebruikt de Nederwaard een elektrisch gemaal met drie reusachtige vijzels. In 1996 nam de Overwaard een computergestuurd gemaal in gebruik dat per minuut maar liefst 1,5 miljoen liter water kan verstouwen.

De capaciteitsproblemen leken voorlopig van de baan, maar toen kwam het natte najaar van 1998 met ernstige wateroverlast. De waterstand in de Lek was toen zo hoog dat de Overwaard het overtollige water niet kwijt kon.

Drie jaar geleden is een deel van de Overwaard ingericht als maalkolk. Tegelijk is het systeem van getrapte bemaling uitgebreid van twee naar drie trappen. Die derde trap bestaat uit pompen in de uitwateringssluis. Dankzij deze pompen kan de laaggelegen Overwaard zelfs bij extreem hoogwater nog steeds blijven lozen op de Lek.

Volgens de kenners zullen extreme weersomstandigheden in de toekomst vaker voorkomen, valt er gemiddeld meer regen en zal de zeespiegel door klimaatveranderingen verder stijgen, zodat de waterhuishouding misschien nog eens moet worden aangepast.

Wapenschilden
Het molencomplex rond Kinderdijk is dus een soort openluchtmuseum als het gaat om waterbeheer. Dankzij het feit dat overtollig geworden molens niet zijn gesloopt en dankzij de inspanningen om afgebrande molens weer netjes te restaureren, zijn zowel de oude als de nieuwe bemalingstechnieken tot in lengte van jaren zichtbaar. Een tochtje door deze streek is een wandeling door zeven eeuwen waterstaatgeschiedenis.

De poldermolens en de lange rijen boezemmolens langs brede vaarten zijn natuurlijk de belangrijkste blikvangers, maar de gebouwen van een van de stoomgemalen en van een van de dieselgemalen staan er ook nog. Zelfs de eeuwenoude waardhuizen van de waterschappen, de zogenoemde gemeenlandshuizen, pronken nog steeds op de Lekdijk, compleet met schilden van voormalige dijkgraven boven de poort. De pompen van Kinderdijk staan met recht op de Werelderfgoedlijst.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer