Geen innovatie zonder ethiek
De laatste generatie die nog onderscheid kan maken tussen online en offline leeft nu. Voor tieners en twintigers bestaat dat verschil al niet meer: zij zijn ”onlife”, altijd online. Ook als ze het niet zijn.
De Vlaamse Katleen Gabriels, postdoctoraal onderzoeker aan de Vrije Universiteit Brussel, schreef er een boek over, met de titel ”Onlife. Hoe de digitale wereld je leven bepaalt”. Daarin beschrijft ze met een vlotte pen ontwikkelingen zoals big data, wearables, gezondheids-apps, robots en slimme sensoren. Ze gaat in op algoritmes, gezichtsherkenning, sociale media en het internet der dingen. Met talloze bekende en minder bekende voorbeelden schetst ze hoe digitalisering ons leven in toenemende mate in haar greep heeft.
Over de dwingelandij van de smartphone schrijft Gabriels dat de „afleiding en verleiding gepaard gaan met een gebrek aan mentale rust.” We wéten dat we er onrustig van worden, en tóch kunnen we er niet van afblijven. Hoe dat komt? Ze citeert de Franse filosoof Blaise Pascal en slaat daarmee de spijker op zijn kop: „Niets is zo onverdragelijk voor de mens als in volledige rust te zijn. (…) Dan voelt hij zijn nietigheid, zijn verlatenheid, zijn ontoereikendheid, zijn afhankelijkheid, zijn onmacht, zijn leegheid.”
Tegelijkertijd is ze nuchter: ze voert bepaald géén pleidooi om pubers een smartphone te onthouden, maar waarschuwt juist de óúders dat ze het apparaat niet mogen misbruiken als ”verlengde navelstreng” om hun kinderen voortdurend te controleren. Want controle is niet hetzelfde als zorg. Laat een kind grenzen aftasten. Daarbij zal het ergens falen, maar juist daardoor wordt het weerbaar.
Hoewel de auteur de positieve kanten van nieuwe technologie niet verzwijgt, is haar ondertoon er een van grote bezorgdheid. Ze stelt kritische vragen over de impact op het dagelijks leven, en in elk hoofdstuk heeft de privacyvraag een prominente plek. Overheden, verzekeraars en commerciële bedrijven krijgen immers steeds meer informatie over ons. Tegelijk loopt de regelgeving in veel gevallen achter de feiten aan, omdat deze het tempo van de ontwikkelingen onmogelijk kan bijhouden. We mogen ons niet verschuilen achter de dooddoener dat we niets te verbergen hebben; als een burger geen privacy meer heeft om in vrijheid en anonimiteit beslissingen te nemen, leeft hij in een controlestaat.
Technologische voortuitgang zou volgens Gabriels gelijk op moeten gaan met ethische vooruitgang. Het grote probleem van veel vernieuwingen is echter dat problemen pas aan het licht komen als technologieën al volop in gebruik zijn of wanneer het ineens fout gaat.
Daarom breekt Gabriels in het slothoofdstuk een lans voor maatschappelijk verantwoorde innovatie. Met een ”waardebewust ontwerp”, waarbij ethische waarden onderdeel zijn van de technologie, hoopt ze schade achteraf te voorkomen. Ook wil ze greep houden op ontwikkelingen door sterke controleorganen en regels door te voeren, en diepgaand te debatteren over onwenselijk gebruik en gevolgen.
En de burger zelf? Die mag best wat ongehoorzamer en mondiger worden, en zich niet willoos overleveren aan de grillen van grote marktpartijen of controlerende overheden. Dat is voor orthodoxe christenen wellicht wat tegennatuurlijk, maar niet minder noodzakelijk.
Boekgegevens
”Onlife. Hoe de digitale wereld je leven bepaalt”, Katleen Gabriels; uitg. Lannoo, Tielt (B), 2016; ISBN 978 94 014 3777 6; 279 blz.; € 22,50.