Zon schijnt weer voor instrumentmakersschool
Na een forse uitbreiding –de school is verdubbeld– heropende koning Willem-Alexander vorige week de Leidse instrumentmakers School (LiS). Zoiets doet de koning niet bij elke opleidingsinstantie, weet oud-leerling De Snaijer (85). „Maar deze school is uniek in Europa. Echt.” Zijn bestaan –sinds 1901– hing zeven jaar geleden nog aan een zijden draadje.
Terwijl LiS-directeur D. W. (Dick) Harms vertelt over het koninklijk bezoek aan zijn instrumentmakersopleiding, diept de naast hem zittende L. de Snaijer –„ik ben hoogstwaarschijnlijk de oudste nog levende leerling van deze school”– twee tentamenwerkstukken uit zijn tas. Zo’n 65 jaar geleden door hemzelf vervaardigd. „Helemaal met de hand. Alles. Zelfs het kleine gereedschap, zoals deze sleufschroevendraaier.”
Directeur Harms (60) pakt een van de werkstukken, en bekijkt het bewonderend. „Deze heeft een lange zwaluwstaart. Heel moeilijk te maken. En geweldig mooie schroefdraadjes, mijnheer De Snaijer. Knap stukje werk.”
De schoolleider staat op en rommelt in een kast. Dan zet hij een recent tentamenwerkstuk van een leerling op tafel. „Dit is een voorbeeld van hoe tentamens er tegenwoordig uitzien.” De opdrachten voor deze bekwaamheidsproeven bedenkt de school zelf, meldt hij. „Docenten, medewerkers en zelfs oud-bestuursleden houden zich met dit soort dingen bezig. Ook zo bijzonder aan onze school.”
De Snaijer bekijkt het voorwerp met een kritische blik. Met het apparaatje valt een prisma heel precies in alle mogelijke standen te positioneren, te gebruiken in bijvoorbeeld een laserbeamer. De bejaarde Vlaardinger toont zich echter niet geheel onder de indruk. „Mijn werkstuk lijkt toch moeilijker, hoor.”
Harms trekt een verontwaardigd gezicht. „Dat valt te betwijfelen. Maar wacht, u laat hier natuurlijk uw B-werkstuk zien.” Dan blijkt de waarneming toch te kloppen: Harms heeft een A-werkstuk voor zich staan. „Dit was een tweedejaarstentamen voor een leerling-instrumentmaker. Uw werkstuk is dat van een gezel, in het vierde jaar.” De Snaijer: „Het was een hele klus.” Harms knikt: „Dat zie ik.”
Kamerlingh Onnes
Het verzoek aan koning Willem-Alexander om de school te heropenen was niet eens de opzet, meldt Harms. „We hadden het predicaat ”koninklijk” aangevraagd, maar onze leeftijd, 115 jaar, voldeed niet aan de voorwaarden. Het predicaat wordt onder meer bij 100 en 125 jaar verleend. Toen hebben we de stoute schoenen aangetrokken en gevraagd of de koning wilde komen.” Toen de koning de vraag kreeg voorgelegd, bleek hij de LiS te kennen, meldt de directeur glimmend. „Misschien uit zijn studententijd: toen woonde hij in Leiden.”
Met de vernieuwbouw kan de school –opgericht door de Leidse hoogleraar natuurkunde en Nobelprijswinnaar Heike Kamerlingh Onnes– tot 400 leerlingen opleiden. Momenteel telt de school zo’n 300 leerlingen. Harms: „De vraag neemt namelijk toe.” De nieuwe maximumcapaciteit ziet de directeur overigens als bovengrens. „Groter willen we niet worden: de sterke betrokkenheid op elkaar moet behouden blijven.”
In De Snaijers tijd telde de LiS 75 leerlingen. Bij hem leidde die periode (1947-1952) voorgoed tot een band met de school: „Als chef fijnmechanica en glastechniek bij Unilever had ik na verloop van tijd twintig man personeel onder me; merendeels betrof het oud-leerlingen van de LiS. Dat lag grotendeels aan mijn aannamebeleid: ik wist wat deze school afleverde, en dat sloot aan bij wat wij nodig hadden. In ons researchlab in Vlaardingen ontwikkelden we bijvoorbeeld prototypes om margarine te maken.”
Afgrond
Momenteel schijnt de zon weer volop voor de LiS. Maar niet lang geleden stond de mbo-opleiding aan de rand van de afgrond. Harms: „Toen ik in 2008 aantrad, was de school al drie keer afgekeurd op zijn examenkwaliteit. Een zeer ernstige situatie. De enige bij wie je dan nog terechtkunt om de boel te redden, is de directeur-generaal beroepsonderwijs op het ministerie van Onderwijs.” Van deze topambtenaar kreeg Harms nog een halfjaar om aan de eisen te voldoen.
Het probleem zat niet in de kwaliteit van de opleiding, stelt de directeur. „Maar technici houden niet zo van papierwerk. Tegenover de inspectie konden docenten niet hard maken dat een examenwerkstuk aan de voorwaarden voldeed. Soms stond er maar 2 procent van alle vereiste punten –al dan niet handgeschreven– op papier.”
Feitelijk had de LiS slechts drie maanden om opdrachten voor tentamens en examens volgens de voorschriften te herschrijven: daarna moesten de leerlingen met hun examenwerkstukken aan de gang.
Niettemin lukte het de school, onder Harms’ leiding. „Ruimschoots zelfs. We bleken aan alle acht de inspectiestandaarden te voldoen, terwijl het minimum op zes ligt. De dekkingsgraad van de vereiste punten lag op 95 procent. Groot feest, natuurlijk. Maar de inspectrice presteerde het om te zeggen dat ze deze score wat overdreven vond.” Knipogend: „Ik zette haar toen bijna de deur uit. Als we niet aan de eisen hadden voldaan, was onze school zijn examenlicentie kwijtgeraakt en was het einde verhaal geweest. Dan kun je geen risico’s nemen.”
Pollensnuiver
De LiS, een technische mbo-opleiding (niveau 4), leidt leerlingen in vier jaar tijd op tot research-instrumentmaker. Harms: „Ze leren hier van de grond af aan om prototypes, unieke modellen van instrumenten, te ontwerpen, bouwen en testen. Uiteraard moet zo’n prototype correct functioneren.” Bij de bouw ervan moeten de pupillen onder meer zelf van schroefdraadjes leren tappen, tot op de micrometer (duizendste millimeter) nauwkeurig kunnen boren, en uiterst precies kunnen draaien, frezen, slijpen en polijsten. Harms: „Anders dan in De Snaijers tijd leren we hun hier ook laserlassen, lasersnijden, 3D-printen en vonkverspanen. Toen de koning een demonstratie van dat laatste zag, zei hij enthousiast: „Het lijkt wel figuurzagen!” Feitelijk is het dat ook, maar dan elektronisch.”
De opdrachten voor prototypes komen vaak uit het bedrijfsleven of van universiteiten. Harms: „Daarmee moeten vierdejaarsleerlingen aan de slag.” Zo leverde een leerling eens een mechanische mol af. Bedoeld om in bijvoorbeeld bouwgrond naar archeologische schatten te speuren – en naar verdwaalde bommen. Harms: „Een andere keer vroeg het Leids Universitair Medisch Centrum om een draagbare pollensnuiver. Boven op het LUMC staat een gigantisch apparaat dat de lucht op de aanwezigheid van pollen controleert. Aan de hand van de uitslag geven ze zo nodig een pollenalarm af. Maar met onze draagbare pollensnuiver kunnen ze op locatie, bijvoorbeeld in een bos, pollen meten. Zo’n apparaat meet dan zelf om welke pollen het gaat, en hoeveel er zijn.”
Naast de LiS telt Nederland nog twee instrumentmakersopleidingen op mbo-4-niveau: de Noorderpoort in Stadskanaal (Groningen) en ROC Amsterdam. De Vakschool Schoonhoven biedt iets vergelijkbaars aan, maar richt zich specifiek op uurwerken, zilver en goud. Harms: „Met Schoonhoven hebben we al jarenlang nauw contact.”